Hij heeft moeten inleveren, maar verdient nog altijd ruim 8 ton per jaar. Zijn salaris is modaal ten opzichte van collega’s in omringende landen, al is het anders samengesteld: minder bonussen en aandelen hebben de vaste vergoeding steeds belangrijker gemaakt.
Zo ziet de beloning van de doorsnee bestuursvoorzitter van een Nederlands beursgenoteerd bedrijf eruit. „Nederland is in Europa niet het braafste jongetje van de klas, maar ook niet het stoutste”, zegt Xavier Baeten, Belgisch hoogleraar beloningsmanagement. Hij leidde bij de Vlerick Business School het net verschenen onderzoek naar beloningen van 650 chief operating officers van beursgenoteerde bedrijven in België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
Vlerick analyseerde in Nederland de salarissen van topmannen- en vrouwen van 61 van de 75 in 2012 beursgenoteerde ondernemingen – van de 14 andere bedrijven was ten tijde van het onderzoek geen jaarverslag beschikbaar, of was van topbestuurder veranderd.
De belangrijkste uitkomsten: Nederlandse topbestuurders van een bedrijf aan de beurs hebben in de afgelopen vijf jaar 16 procent van hun salaris ingeleverd. Het variabele deel van de beloning daalde in de meeste gevallen sterk, afhankelijk van de beurs: 38 procent (AEX), 14 procent (AMX) en 29 procent (AScX). En waar in 2007 nog 72 procent van de ondernemingen hun topbestuurder beloonden met aandelen of opties, was dat vorig jaar 49 procent.
Baeten noemt de economische crisis als belangrijkste reden voor de terugval. Maar als de niet-beursgenoteerde bedrijven zijn meegerekend, zijn de topinkomens – na drie jaar daling – vorig jaar juist gestegen, meldde de Volkskrant in juni op basis van eigen onderzoek. Het basissalaris van topbestuurders steeg ten opzichte van een jaar eerder met 6 procent, de ‘extraatjes’ als bonussen en aandelen met 7,5 procent.
Baeten vermoedt dat het verschil in de uitkomsten een gevolg is van het type bedrijven dat is onderzocht en van hoe beloning in aandelen is gewaardeerd. „Wij hebben gekozen voor alleen beursgenoteerde ondernemingen omdat de salarisgegevens zeker openbaar zijn en omdat zo het best een Europese vergelijking te maken is.”
Baeten constateert dat de crisis heeft gezorgd voor een lager vertrouwen in aandelen. „Het zou best kunnen dat CEO’s bij de salarisonderhandelingen aansturen op een kleinere afhankelijkheid van aandelen. Want die moeten in deze tijd met tientallen procenten in waarde stijgen voor hetzelfde effect als een jaarlijkse verhoging van het vaste salaris van een paar procent.”
Het dalende vertrouwen in aandelen is ook te zien in de salarisopbouw van bestuursvoorzitters in omringende landen. Wel varieert het aandeel van bonussen per land. Zo bestaat het salaris van de gemiddelde Nederlandse topbestuurder uit 61 procent vast salaris, 22 procent variabel (bonussen) en 17 procent aandelen en opties. Baeten: „We waren doorgeschoten in de variabele beloning. Het salaris is de laatste jaren opnieuw ingericht.”
Maar dat is niet overal zo. Ter vergelijking, bij een Duitse bestuursvoorzitter is de verdeling 41 procent vast, 39 procent variabel en 20 procent aandelen. Het Verenigd Koninkrijk heeft een nog sterkere ‘bonus-cultuur’.
FNV-voorzitter Ton Heerts noemt de onderzoekscijfers van Vlerick „goed nieuws”. „Wij hameren er al jaren op dat de bonussen moeten dalen. Maar nog steeds is de beloning heel onevenwichtig verdeeld. Sommige topmannen krijgen in drie dagen meer op hun bankrekening gestort dan de man aan de lopende band in een heel jaar. Als de werkgevers het dus nog eens over loonmatiging willen hebben, weten ze nu waar ze moeten aankloppen: bij de top.”
Baeten stelt dat maatschappelijke druk zijn effect heeft gehad op de salarisstructuur van bestuursvoorzitters, die als gezicht van de onderneming vaak meer dan het dubbele verdienen van andere leden van de raad van bestuur. Hoe gevoelig het inkomen ligt, bleek deze zomer ook in het tv-programma Kijken in de Ziel van interviewer Coen Verbraak. De meeste topondernemers ontweken vragen over hun salaris. Voormalig ABN Amro-topman Rijkman Groenink zei, gevraagd naar de reacties op zijn inkomen: „U duwt mij in de hoek van graaier.”
Deze krant legde bij zes beursgenoteerde bedrijven de vraag neer of hun bestuursvoorzitter wat wilde vertellen over zijn – openbare – inkomen. Geen van hen was daartoe bereid. „Een gemiste kans”, vindt Boudewijn de Bruin, hoogleraar financiële ethiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. „Een CEO is makkelijk te bekritiseren, want bijna iedereen verdient minder. Ik vind dat je je moet kunnen verdedigen voor dat inkomen: besteed je het allemaal zelf, of help je ook je werknemers of goede doelen. De burger zal het dan ook beter accepteren.”
Wat kan er verbeterd worden aan de beloningen van bestuursvoorzitters? Baeten: „Ik zou vooral de zogenoemde oprotpremie anders reguleren: 24 maanden voor wie in de eerste twee jaar vertrekt, 18 maanden na twee jaar, 12 maanden na vier jaar, enzovoort, zodat je uiteindelijk op nul uitkomt. Dat verlicht ook de opwaartse druk op basissalarissen, die bij AEX-bedrijven nog altijd stijgen.”
Baeten laakt ook de gronden waarop Nederlandse bestuursvoorzitters worden beloond. „De grootte van het bedrijf is vaak te belangrijk. Met fusies en overnames kan een CEO zijn salaris enorm verhogen. Ook beloont de helft van de bedrijven de topman zuiver op financiële indicatoren. Maar de niet-financiële aspecten zijn veel belangrijker voor toekomstvoorspellingen. Leiderschap, duurzaamheid en de relatie met stakeholders worden dan ook steeds belangrijker in de beloningsstructuur.”
Het belang van de niet-financiële kanten voor het salaris verrast hoogleraar De Bruin het meest in het onderzoek. „Traditioneel doet een CEO niets anders dan de belangen van aandeelhouders behartigen en daarbij wettelijk en ethisch juist te handelen. Andere maatstaven getuigen van een nieuw denken, maar ik betwijfel hoe radicaal dat is. Levert klanttevredenheid en duurzaamheid je 10.000 euro op of 5 ton?”
Velen vragen zich af op basis waarvan bestuursvoorzitters van banken, Ziggo of Shell miljoenen per jaar verdienen. Ook economen zijn het daar niet over eens, zegt De Bruin. „De ene stroming zegt: als je deze bedragen niet betaalt, kun je geen geschikte topbestuurder krijgen in de huidige markt. De andere beweging vindt dat het best voor minder kan en dat de salarissen zijn opgeblazen doordat aandeelhouders te slap, ongeïnteresseerd of onervaren zijn in de onderhandelingen.”
De Bruin: „Maar een nieuwe topbestuurder zomaar de helft betalen, of een tiende, is niet zo makkelijk als het lijkt. Ondernemingen moeten ook rekening houden met wat gangbaar is in hun bedrijfstak en de regio. Als een CEO zegt: ‘Ik doe het voor de helft van wat jullie mij bieden’, kunnen aandeelhouders ook argwaan krijgen, denken dat het niet zo goed gaat met het bedrijf.”