Nog vijf jaar en het muziekleven wordt opgeschud door een ongekende dirigentenstoelendans. Aflopende contracten zijn er van Simon Rattle in Berlijn, Nézet-Séguin in Rotterdam, Thielemann in Dresden, Jansons in München, enzovoort. Wie landt waar? En wat moet je hopen? Voor een goede prognose is de horizon veel te breed, maar speculeren is een prikkelend spel.
Andris Nelsons, net 35 en een van de interessantste dirigenten van zijn generatie, begon een paar weken terug als chef in Boston. Maar het Concertgebouworkest houdt de banden met Nelsons, oud-protegé van chef Jansons (70), óók warm. Het is Nelsons die later deze maand de Kerstmatinee – doorgaans Chef-sache – dirigeert. En Nelsons staat deze week voor het orkest in een programma dat de gisteren ontsloten archiefdatabase van het orkest (met 125 jaar online raadpleegbare concertgegevens) in mag gaan als een wat te veelvormig programma.
Debussy’s Six épigraphs in de slanke prachtorkestratie van Rudolf Escher bood fraaie soli van hoboïst Alexei Ogrintchouk en de nieuwe klarinettist Olivier Patey.
Maar in Brittens Les Illuminations kreeg de mystieke vervoering geen vleugels – niet in het wat te weinig sonoor klinkende strijkorkest en niet in het op zich knappe aandeel van tenor Ian Bostridge. Diens wat bestudeerde tekstbenadering (uitgesteld vibrato, scherpe medeklinkers) kon zijn gebrek aan vocale ruimte niet geheel compenseren. De podium vullende en ronkend rijke bezetting van Rachmaninovs op zich weinig verheffende Symfonische dansen, door Nelsons met zwier en contrast geleid, waren daarna een verademing van symfonische kleur en grandeur.
Mischa Spel