Steffie Mons (1955) is drie jaar en zeven weken wanneer haar moeder een suikerpot perfect tussen de ogen van haar vader mikt. Bloed, geschreeuw en een vader die de straat opholt om aan iedereen te tonen wat hem is overkomen. Het drama is niet alleen de vroegste herinnering van Steffie, maar ook reden voor een levenslange opname van haar moeder in een psychiatrische kliniek. Ze wordt afgevoerd en het wordt haar onmogelijk gemaakt ooit nog de opvoeding van haar kinderen op zich te nemen.
Bibi Dumon Tak, vooral bekend vanwege haar geslaagde non-fictiekinderboeken, baseerde zich voor Wolfskwint op het waar gebeurde verhaal van de eerste vrouwelijke pianostemmer van Nederland, Steffie Mons. Opvallend genoeg is informatie over deze Steffie Mons schaars, zo niet onvindbaar. Dumon Tak verantwoordt haar bronnen ook niet, maar kennelijk had ze een al dan niet fictieve kapstok nodig voor haar verhaal.
Onnodig eigenlijk, want dat Steffie de éérste vrouwelijke pianostemmer was, is niet echt relevant voor het verhaal. Interessanter is de vraag die Dumon Tak stelt: kan iemand gek gemaakt worden door haar man, zonder dat de omgeving iets doorheeft? Steffie heeft altijd de verhalen van haar vader geloofd, haar moeder genegeerd en soms zelfs gejend. Pas wanneer haar ouders overleden zijn, ontdekt ze het ware verhaal. Dat blijkt een geschiedenis te zijn van een vrouw die als kind misbruikt werd door haar vader en die dat trauma keurig wist weg te stoppen achter een muur, totdat ze trouwt met een man die seksueel gezien ook ontspoort en die haar eveneens misbruikt.
De agressie tegenover haar man en de wens te willen scheiden zijn voor de psychiaters en dienstdoende nonnen reden genoeg om de patiënte definitief gek te verklaren. Een moeder van drie kinderen die aan een arts zegt dat ze niet weet wat normaal seksueel contact is, is duidelijk ‘schizoïde, autistisch, psychotisch met paranoïde en katatone verschijnselen – is zwaar gestoord, negativistisch, gemaniëreerd en afgewend.’
Elektroshocks, twee keer per week toegediend, moeten uitkomst bieden. Verder zijn er medicijnen op de markt gekomen waarvan de uitwerking nog niet precies bekend is, maar waar deze agressieve vrouw wel rustig van wordt.
De smeekbedes om haar kinderen vaker te mogen zien, af en toe naar huis te mogen: ze lopen op niets uit. Totdat er na twintig jaar – het is inmiddels april 1972 – een arts is die de schuld bij de echtgenoot zoekt en het contact met de kinderen hersteld wil zien. Maar dan is het te laat: de kinderen zijn tieners, hebben geen behoefte aan contact met hun ‘getikte’ moeder en hebben medelijden met de vader die hen helemaal in zijn eentje heeft moeten opvoeden omdat alle vrouwelijke gezinshulpen elke keer zo snel mogelijk weer vertrokken. Dat dat wel eens verband zou kunnen houden met de hyperseksualiteit van de vader weten de kinderen niet. De moeder is intussen zo gek geworden, ‘gemaakt’ schrijft Dumon Tak, dat ze inmiddels vraagt of ze elektroshocks mag hebben, ‘om te vergeten’.
Wolfskwint geeft aan de hand van een tragische geschiedenis een mooi beeld van de ontwikkelingen in de psychiatrie. Daarbij gaat het dan niet zozeer om elektroshocks die in de jaren vijftig met groot gemak werden toegediend – dat is redelijk bekend. Interessanter is het om de ontwikkeling te zien in de manier waarop artsen een houding naar patiënten aannamen. Zo vertelt een non die in een kliniek werkt in de jaren vijftig dat het verboden was voor het verplegend personeel om patiënten vragen te stellen. Patiënten waren er om stil te houden, je deed ze langdurig in een bad – soms zo lang dat de verpleegsters de drollen uit het bad moesten scheppen. Waren ze dan nog onrustig dan konden ze in een dwangbuis. Vragen waarom iemand onrustig heen en weer bewoog, deed je niet. Hoefde ook niet, ze toch waren gek.
Het vergeten vragen te stellen, is dus ook iets waar Steffie zich schuldig aan maakt. Ze heeft altijd klakkeloos de kant van haar vader gekozen. Wolfskwint gaat dus begrijpelijk genoeg ook over schuldgevoel. Maar het is een onderdeel waar Dumon Tak wat minder mee uit de voeten kan. Iets te vaak wordt herhaald dat Steffie emoties buiten de deur houdt, moeite heeft met het tonen van affectie. En het slot, wanneer ze alle rapporten over haar moeder ziet, diens smeekbedes leest om naar huis te mogen (van artsen mocht het, maar de echtgenoot wees het verzoek steeds af) is erg uitgesponnen. De gekke moeder is gek gemaakt: ‘dat zou elke moeder worden die bij haar kinderen wordt weggehouden’ – is de niet erg verbazende moraal. Het beeld van de vader die voor zijn kinderen zorgt kantelt volledig naar dat van een seksbeluste, domme opportunist die ook nog eens – alsof het allemaal al niet erg genoeg is – de erfenis van zijn vrouw inpikte om vaker naar de hoeren te kunnen en zijn huis te verbouwen.
Ik begon me af te vragen of de nadruk op het buitensluiten van een moeder – ook letterlijk, want wanneer ze ontsnapt is uit de kliniek blijft ze in de tuin staan – zo breed uitgesponnen zou zijn wanneer het niet op een waargebeurd verhaal is gebaseerd. Heeft Dumon Tak de rapporten – als ze bestaan – niet iets te uitgebreid willen behandelen. Zijn die rapporten er niet, dan getuigt de weergave ervan weliswaar van veel verbeeldingskracht van Dumon Tak, maar misschien net iets te veel, want dit soort vragen wil je jezelf niet stellen bij zo’n tragische geschiedenis.