De militaire spanningen over een paar eilanden in de Oost-Chinese Zee kan men op verschillende manieren analyseren. Je kunt het zien als pure machtspolitiek: de macht van China groeit, Japan zit vast in een economische malaise, en Korea blijft verdeeld in twee onderling vijandige staten. Dat China Oost-Azië weer wil domineren is haast natuurlijk. En dat Japan geen zin heeft om te worden gedegradeerd tot een soort vazallenstatus is evenzeer begrijpelijk; Korea is zo’n status tegenover China al langer gewend. Japanners hebben zich min of meer geschikt in hun lot als vazalstaat van de Verenigde Staten. Dat was tenslotte een directe consequentie van een catastrofale oorlog. Maar het zou onverdraaglijk zijn om te worden overheerst door China. Er is echter meer aan de hand dan een machtsstrijd. Biografieën spelen ook een belangrijke rol in de strubbelingen, met name omdat de Oost-Aziatische politiek nog zo sterk door dynastieën wordt bepaald. Abe Shinzo, de Japanse premier, is de kleinzoon van Kishi Nobusuke, een van de machtigste figuren in Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kishi werd in 1945 door de Amerikanen gearresteerd als oorlogsmisdadiger, werd aan het begin van de Koude Oorlog zonder proces vrijgelaten, en werd in 1957 verkozen als minister-president. In de dertiger en begin veertiger jaren was Kishi een ultranationalist met fascistische neigingen. Na zijn vrijlating werd hij een trouwe bondgenoot van de VS. Als fervente anti-communist was hij dikke vrienden met Richard Nixon. Zijn levensdoel was om de pacifistische grondwet van Japan – na de oorlog door Amerikanen geschreven – te herzien, en Japan te herstellen als een zelfbewuste militaire macht. Dit is hem niet gelukt.
De grootste wens van Abe is om de taak van zijn grootvader te vervullen: af van het constitutionele pacifisme, een streep onder het Japanse oorlogsverleden, en dat alles nog steeds in een verbond met de VS tegen China. Als rechtse nationalist moet Abe zich wel verzetten, zij het tot nu toe alleen in ferme taal, tegen de uitbreiding van Chinese macht.
Behalve Nixon had Kishi nog andere bondgenoten in de strijd tegen het communisme, met name de autoritaire leider van Zuid-Korea, Park Chung- hee, die in 1961 door een staatsgreep aan de macht kwam. Net als Kishi had Park een duister oorlogsverleden. Park had als officier gediend in het keizerlijke Japanse leger, onder Japanse naam. Hij had een opleiding gevolgd aan de Japanse militaire academie in Mantsjoerije, waar Kishi de scepter zwaaide over een economie die deels rustte op Chinese slavenarbeid. Ook Park was nationalist. Maar afgezien van zijn persoonlijke banden met Japan was zijn haat tegen het communisme reden genoeg om goede betrekkingen te onderhouden met het land dat Korea bijna een halve eeuw op vaak brute manier had gekoloniseerd. De huidige premier van Zuid- Korea, Park Geun-hye, is zijn dochter.
Hoewel zij even gesteld was op haar vader als Abe op zijn grootvader, is het effect van haar dynastieke band tegenovergesteld aan die van Abe. Om nu te worden gezien als Koreaanse nationalist, moet zij zich distantiëren van de politieke verbindingen van haar vader, en dan vooral die met Japan. Park Chung-hee wordt nog steeds door veel Zuid-Koreanen gevierd om de manier waarop hij het land heeft opgebouwd uit de ruïnes van een burgeroorlog. Maar hij is, zoals veel anderen in de conservatieve Zuid-Koreaanse elite, door zijn oorlogsverleden besmet met collaboratie. Om die reden moet zijn dochter Japan het hoofd bieden, ook al gaat het slechts om een paar nietige eilanden.
Het geval van Xi Jinping, de Chinese leider, is van de drie het meest gecompliceerd. Zijn vader, Xi Zhongxun, was een van de voormannen van de Chinese revolutie. Vader Xi was guerrillaleider in de oorlog met Japan, speelde een belangrijke militaire rol in de burgeroorlog tegen Chiang Kai-shek, zat in het centrale comité en was vicepremier en gouverneur van Kanton. Niets op aan te merken, zou je denken. Er was geen reden voor de zoon om afstand te nemen van zijn vader, noch om een gefrustreerde ambitie te volmaken. Toch houdt ook het nationalisme van Xi Jinping enig verband met de carrière van zijn vader. En wel hierom: Het doel van Mao Zedong was om de macht van de communistische partij in China te consolideren. Omdat niemand twijfelde aan zijn nationalistische instelling, kon hij zich lankmoedigheid veroorloven tegenover voormalige vijanden, althans die in het buitenland. Onenigheid over bepaalde bezittingen kon voorlopig worden genegeerd. Hij stond er niet eens op dat Engeland Hongkong liet gaan. Pas toen Deng Xiaoping de deur van de Volksrepubliek opende om zaken te doen met de kapitalistische wereld, werden anti-Japanse sentimenten bewust opgerakeld. De nieuwe openheid tegenover het kapitalisme kon moeilijk door het communisme, laat staan het Maoïsme, worden gerechtvaardigd. Daardoor ontstond een ideologisch vacuüm dat werd gevuld door ouderwets nationalisme. Hoe meer de Chinese regering de economie opende, hoe meer oude haatgevoelens – vooral jegens Japan – werden gemanipuleerd.
De man die het meest heeft gedaan om China voor het kapitalisme te openen was de vader van Xi Jinping. Xi Zhongxun was pragmatisch communist. Gematigde leiders werden onder Mao snel verdacht van contrarevolutionaire neigingen. Ook Xi werd slachtoffer van de Culturele Revolutie. De zoon lijkt te zijn getreden in de voetstappen van zijn vader. Hij staat open voor zaken met de buitenwereld. Daarom moet hij, net als de hervormers onder Deng Xiaoping, extra zijn best doen om zijn nationalisme op te vijzelen door hard op te treden tegen Japan en door de dominantie van China te versterken.
Xi, Abe noch Park wil een oorlog. Hun militante poses zijn bestemd voor het thuispubliek. Maar de oplopende spanningen zijn niet zonder gevaar. Een reden waarom de Aziatische leiders dit onverantwoordelijke gedrag toch vertonen, is de aanwezigheid van de VS als regionale politieman. De gewapende macht van de VS dient als buffer tussen de twee Korea’s en tussen China en Japan. Misschien dat de Oost-Aziatische landen een betere relatie krijgen als Washington zich terugtrekt uit hun gebied. Maar dit risico durft niemand aan – de VS niet, Japan niet, Zuid-Korea niet en China eigenlijk ook niet. En dus zal de status quo aanhouden. Aan de spanningen komt voorlopig geen eind.