Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

Duizenden banen weg in de ouderenzorg

Minder verzorging voor een steeds grotere groep ouderen

Gisteren was het zorginstelling Careyn in de Randstad die aankondigde het werk van 1.000 van de 15.000 personeelsleden te schrappen (650 banen). Acht van zijn 28 verzorgingstehuizen gaan dicht. Eerder kondigde zorginstelling Meander aan 1.000 van de 5.700 banen in Zuid-Limburg te schrappen, in de verzorgingstehuizen en de thuiszorg. Bij het Brabantse RSKZ verdwijnen 300 banen, bij het Achterhoekse Sensire 800.

En dat is bij elkaar nog maar 8 procent van alle banen die volgens het ministerie van Volksgezondheid (VWS) de komende drie jaar verdwijnen in de langdurige zorg. Door de bezuiniging op ‘huishoudelijke hulp’ bij ouderen die thuis wonen, en op verzorgingshuizen, zullen volgens het ministerie 36.000 schoonmakers, verzorgers en verplegers hun baan verliezen. Zij vullen samen 22.000 banen. De werkgevers in de langdurige zorg, Actiz, zeggen dat wel 80.000 mensen hun werk kwijtraken.

De vraag neemt niet af. Integendeel: het aandeel van de bevolking dat oud en hulpbehoevend is, groeit de komende jaren alleen maar. Zij kunnen op een goed moment niet meer zelf het huis schoonhouden, boodschappen doen, in en uit bed stappen. Soms gaat dat in één klap, door een hersenbloeding of een val, vaak gaat de aftakeling geleidelijk.

Maar voor veel hulp wordt vanaf 2015 niet meer betaald. Nu is dat allemaal nog een verzekerd recht, via de volksverzekering AWBZ. Staatssecretaris Van Rijn (PvdA, zorg) hervormt de AWBZ drastisch: nu is er jaarlijks nog 27 miljard euro mee gemoeid, over een paar jaar moet dat zijn teruggebracht tot 10 miljard euro .

Een deel van de 17 miljard euro aan minder uitgaven wordt overgeheveld naar de zorgverzekering. Mensen die thuis verpleging en verzorging nodig hebben, krijgen dat voortaan vergoed uit het basispakket van de zorgverzekering.

Huishoudelijke hulp thuis wordt echt anders: dat wordt een voorziening die gemeenten aanbieden aan hun inwoners. De gemeenten krijgen er alleen veel minder geld voor (40 procent minder) dan wat het rijk er nu aan besteedt. Het idee is dat mensen meer dan nu familie, buren of vrienden inschakelen voor hulp in het huishouden. Of zelf een hulp inhuren.

Veel verzorgingstehuizen worden al gesloten. Adviesbureau Berenschot berekende begin dit jaar dat 800 van de 2.000 verzorgings- en verpleegtehuizen de komende paar jaar zullen sluiten. Mensen moeten veel ouder en hulpbehoevender zijn dan nu om nog in de overgebleven tehuizen te worden toegelaten. Ze moeten zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Eind 2017 zou er, volgens Berenschot, nog maar voor 95.000 tachtigplussers (1 op 7 mensen in die leeftijdsgroep) een plek zijn in een verzorgingstehuis. De Nederlandse praktijk, waarbij sommige ouderen wel twintig jaar in een tehuis wonen, zal compleet verdwijnen. En dat kost banen.

De sanering is voor een deel tijdelijk. Want vanaf 2015 neemt de werkgelegenheid volgens VWS weer toe door „groeiende zorguitgaven en vergrijzing”. Hierdoor ligt in 2017 de werkgelegenheid in de ouderenzorg op een hoger niveau dan in 2011, maar nog altijd ongeveer 15.000 fulltimebanen (25 duizend personen) lager dan dit jaar.

Het gaat veelal om laaggeschoolde vrouwen. Zij moeten om- of bijgeschoold worden. Daar is 590 miljoen euro voor gereserveerd. Veel grote thuiszorg- en verpleeghuisinstellingen hebben het afgelopen decennium grote reserves opgebouwd. Die zijn gemiddeld gegroeid van 20,3 procent in 2007 tot 29,8 procent in 2011. Het ministerie verwacht dat zij die gebruiken om hun personeel te helpen bij het zoeken naar nieuw werk.

Niet alle zorgorganisaties schrappen meteen banen. Thuiszorgorganisatie TSN heeft in het oosten van Nederland bijvoorbeeld 18.000 medewerkers gevraagd uren in te leveren.