Balkenbrij, watergruwel: sommige gerechten hebben hun naam tegen. Griesmeelpudding klinkt ook niet lekker. Om die reden, en verder volstrekt ongefundeerd, heb ik griesmeelpudding altijd gemeden. Nu moet ik de griesmeelpudding mijn nederige verontschuldigingen maken. Na een weekje experimenteren is er weer een culinair vooroordeel gesneuveld. Er valt met griesmeel een smakelijk nagerecht te maken. Dat mag in december puddingmaand niet ontbreken. Al kan het griesmeel het niet alleen af. Verrijkt met stijfgeklopt eiwit manifesteert de pudding zich minder massief. Wat stevige toegevoegde smaken, in dit geval zuidvruchten, marmelade en citroenrasp, ontnemen de pudding zijn saaiheid.
Verhit de melk en de room. Laat de kardemompeulen een uurtje in de roommelk trekken. Week ondertussen de gewassen rozijnen in het sinaasappelsap. Vis de kardemompeulen uit de melk. Breng de melk aan de kook. Los de suiker met een snuf zout op in de melk. Voeg al roerende het griesmeel toe. Laat het griesmeel een minuut of vijf koken – blijf roeren! – tot een dikke pap. Voeg de citroenrasp toe. Laat de pap iets afkoelen. Klop het eiwit stijf met de andere snuf zout. Roer de eidooier door de iets afgekoelde griesmeelpap. Spatel het stijfgeklopte eiwit er behoedzaam door. Giet de rozijnen af. Bewaar het sap. Droog de rozijnen en roer ze door de griesmeelpudding. Spoel de puddingvorm om met koud water. Schep de griesmeelpap in de vorm. Laat de pudding afkoelen en in de ijskast in een paar uur koud en stijf worden.
Warm het sinaasappelsap op. Roer de marmelade erdoor. Blijf roeren tot een dikke siroop ontstaat. Stort de pudding en giet de saus warm of koud eroverheen. In geval van garneerlust kunnen bijvoorbeeld gewelde gedroogde abrikozen, rozijnen en geroosterde amandelsnippers bevrediging geven.
En dan moeten we nu alleen nog een lekkere naam voor griesmeelpudding bedenken.