Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Terrorisme

Madiba c’est moi

Als je op play drukt bij Herman Pleij, emeritus hoogleraar historische letterkunde, hoor je vroeg of laat woorden als ‘Elfstedentocht’ of ‘carnaval’. Zo ook dinsdag, op Radio 1. Maar dit keer zag ik het niet aankomen. Het ging over Mandela, namelijk, en over het woord ‘Ubuntu’, dat Obama gebruikte in zijn speech tijdens de herdenkingsdienst. In de studio zat Leontine van Hooft, ‘visionair entrepreneur’, tevens auteur van De kracht van Afrikaans denken. Ze legde uit wat ubuntu was: een soort saamhorigheidsgevoel. Dat was voor Pleij het fiat om bruggetjes te slaan naar de Nieuwjaarsduik – immers óók een soort saamhorigheidsritueel.

Als ik kinderen had gehad, had ik ze toen naar het radiotoestel gesleurd. Luisteren! Belangrijk! Hier hoor je hoe Nederlanders ingewikkelde zaken altijd pureren tot iets behapbaars. Zoals we alleen over racisme kunnen praten via Zwarte Piet, ging het hier hink-stap-sprong via Mandela en Obama hup naar onze Unox-muts. Vrrrrrr, vrrrrr, klonken de staafmixertjes.

Een week is hij nu dood. Vergeef me, ik heb niet alles kunnen volgen, maar nooit zag ik zoveel kritiekloze, collectieve aandacht voor één politicus. Zelfs de klassieke nuancebastions verloren hun nuchterheid, kwamen met bijlagen waar je wierookstokjes van kon rollen.

Heilig verklaren, zelfs het Vaticaan heeft er ingewikkelder procedures voor. Na de dood van Diana verschenen er tenminste nog allerlei afkeurende essays over de rouwporno van het volk. Ditmaal kon je zelfs als journalist onbeschaamd janken – en zonder gêne jouw tranen sharen, want naast dat collectieve was er steeds die reductie tot het persoonlijke, tot Mandela-en-ik, tot Frits Wester met z’n stukje Robbeneilandbeton.

Er waren interessantere zaken om over te praten.

Waarom sommige vaderlandse kranten Mandela nog tot in de jaren tachtig terrorist noemden. Waarom hij tot 2008 op de Amerikaanse terreurlijst stond. Waarom de VVD zich, na sluitingstijd, naar de goede kant van de geschiedenis wurmde. Hoe Mark Rutte zowel Thatcher als Mandela een lichtend voorbeeld noemde (een van beide is gelogen).

Waarom Mandela zo bevriend was met dictators.

Want juist omdat hij zo ontroerend uniek was, juist daarom verdient hij een complex portret.

Maar zoals Bono van U2 heel Afrika reduceert tot een continent dankbare hulpbehoevenden, zo reduceerden wij comrade Mandela tot aaibare superopa, met z’n koosnaampje, met dat vleugje exotische mystiek (in de filmtheorie heet dat stereotype: de Magical Negro).

Dinsdag, die speech van Obama. De man die net te veel drones op net te veel kinderen losliet, die zijn eigen Robbeneiland maar niet sluiten kan. Hij sprak zijn vloeiende spraak, zijn United Colours of Benetton-spraak. Ik heb heel goed geluisterd, dit is wat ik hoorde: ‘Obama-Madiba Obama-Madiba, Obama-Madiba’, 19 minuten lang.

Vrij vertaald: ‘Mandela en ik. Mandela ben ik. Madiba c’est moi’.

Er keken 2.500 journalisten toe. Het grote nieuws de dag er na? Dat Obama met de Deense premier een selfie zou hebben gemaakt.

Selfie, een zelfportret met je mobieltje, de fotografische versie van ‘… en ik’. Symbolisch, niet?

’t Was niet dat we niet voorbereid waren op je heengaan, lieve schat, maar we konden alleen over je praten via onszelf.