Half december. De chocoladeletters en de marsepeinen aardappels zijn uit de schappen gehaald, de musketkransen en hulstblaadjes erin getakeld. Maar ik wil er nog even niet aan. Aan de excellente varkensmedaillons en de ‘lukt altijd’-rollade. Aan de smakeloze spuitflesjes met ‘decoratiesaus’. Ik wil nog even iets simpels. Voordat het pandemonium van liflafje hier en liflafje daar zijn aanvang neemt
Deze Paprikás Krumpli bijvoorbeeld. Daar heb ik zin in. Ik kreeg het recept van een vriendin met verre Hongaarse familieleden. Eenvoudig en o zo lekker.
Schil de aardappels en snij ze in de lengte in vieren. Pel de uien en snij ze in halve manen. Fruit deze in wat ganzenvet als u dat toevalligerwijs heeft staan. Gebruik anders olijf- of zonnebloemolie. Snij de paprika’s in smalle repen en doe ze bij de ui. Bak op matig vuur tot alles zacht en glazig is. Zet dan het vuur heel laag en roer het paprikapoeder erdoor. Zorg dat het niet aanbrand, haal eventueel even de pan van het gas. Ik gebruikte – omdat ik dat zo lekker vindt – gerookt paprikapoeder, maar dat is waarschijnlijk volledig in strijd met de Hongaarse spijswetten. Gewoon paprikapoeder is hier eigenlijk beter op zijn plaats.
Doe de aardappelen erbij en schep alles goed om zodat alle stukken bedekt zijn met een paprikalaagje. Doe dan de kippenbouillon erbij. Misschien heeft u wat meer of wat minder nodig, dat ligt een beetje aan de pan die u gebruikt. De aardappelen moeten goeddeels onderstaan. Breng aan de kook en laat op een zacht vuurtje, met de deksel op de pan gaar pruttelen. Dat duurde bij mij een minuut of veertig. Breng op smaak met wat zout en peper.
Serveer met komkommersalade met wat bieslook en zure room en een stuk rookworst of een fikse gehaktbal. Wát een feestmaal. Maak bij voorkeur teveel, want de volgende dag zijn de aardappels nog lekkerder, merkte ik. Ik moet nog maar zien of het kerstdiner straks zo excellent smaakt als deze Hongaarse piepers.