Je kunt het groei noemen. Maar je kunt het ook als stilstand zien.
De economische ramingen die de Europese Commissie gisteren voor alle EU-lidstaten bekendmaakte, zijn niet gunstig voor Nederland. In mei voorspelde Brussel nog 0,9 procent groei in 2014. Gisteren ging dat cijfer naar beneden: naar 0,2 procent, minder dan het gemiddelde in de eurozone of in de EU als geheel. Alleen Cyprus en Slovenië scoren slechter. Bovendien zit het Nederlandse begrotingstekort volgend jaar nog steeds niet onder de Europese norm van 3 procent.
De Commissie ziet, na twee jaar krimp, wel herstel in Nederland, maar constateert dat dit langzamer gaat dan elders in Europa. Terwijl aan de randen van de EU landen als Griekenland, Spanje en Portugal uit het dal kruipen – alle drie kunnen in 2014 voor het eerst in jaren weer groei tegemoet zien – valt de Noord-Europese ‘kern’ van de eurozone volgens Brussel steeds meer uiteen in uitblinkers en zorgenkindjes. In de eerste categorie: Duitsland, Oostenrijk (ook niet-euroland Polen. In de tweede: Finland en Nederland.
Wat Nederland onderscheidt van andere landen is vooral de situatie op de woningmarkt: die heeft de welvaart en dus ook het consumentenvertrouwen aangetast. Forse bezuinigingen, groeiende werkloosheid (volgend jaar van 7 naar 8 procent) en lagere pensioenen drukken de stemming verder. Minister Jeroen Dijsselbloem (Financiën, PvdA) noemde de cijfers gisteren „iets te somber”. De woningmarkt verbetert volgens hem sneller dan Brussel denkt. Maar de Europese Commissie acht het onwaarschijnlijk dat de consumptie snel aantrekt.
Eurocommissaris Olli Rehn (Economische en Monetaire Zaken) was gisteren niet echt optimistisch. Het goede nieuws is dat financiële markten niet langer lijken te geloven dat de eurozone uiteenvalt: ze zijn minder grillig. Nog een lichtpuntje: de eurozone groeit volgend jaar weer, met 1,1 procent, na 0,4 procent krimp dit jaar. „Er zijn steeds meer tekenen dat de Europese economie een keerpunt heeft bereikt”, zei Rehn. Maar hij vindt het „te vroeg om victorie te kraaien”. Vooral de werkloosheid is „onaanvaardbaar hoog” en met zulke groeicijfers wordt het lastig om dat te veranderen.
Het herstel is niet alleen pril, het is ook kwetsbaar, zei Rehn. Aangezien de consumptie in Europa achterblijft, moet het continent het vooral hebben van export naar landen elders. En daar doen zich nu problemen voor: in opkomende economieën zoals die van China en Brazilië, landen die de wereldeconomie de afgelopen jaren draaiende hielden, verslechteren de vooruitzichten. Rehn is bezorgd over het aanhoudende politieke geruzie in de Verenigde Staten, dat onlangs zelfs even leidde tot een ‘shutdown’ van de Amerikaanse overheid. Dat dempt de groei. Ook vervelend voor de export: de euro wordt ten opzichte van andere munten almaar sterker, waardoor Europese producten relatief duurder en minder aantrekkelijk worden.
Over de beleidsmaatregelen die EU-lidstaten moeten nemen, hield Rehn zich gisteren op de vlakte. Dat is volgende week aan de orde, wanneer de Commissie zich uitspreekt over de ontwerpbegrotingen. Dan moet ook blijken of Nederland, net als vorig jaar, wegkomt met een te groot begrotingstekort. De Nederlandse regering bereikte vorige maand met oppositiepartijen overeenstemming over 6 miljard euro aan extra bezuinigingen. Naar verwachting stelt dat Rehn wel tevreden: hij prees Nederland om dit akkoord en riep zelfs de VS op om hier een voorbeeld aan te nemen.
De echte verandering zal moeten komen uit Frankrijk en Duitsland. „De twee grootste economieën van Europa hebben de sleutel van de economische groei in handen”, zei Rehn. Frankrijk moet weer concurrerend worden: ontslagrecht en pensioenstelsel moeten op de schop en bedrijven moeten verlost worden van regelzucht. En de Duitsers, die de eurocrisis met glans het hoofd boden, moeten meer uitgeven, aan privéconsumptie en publieke werken, dus minder exporteren. Rehn hintte erop dat hij volgende week de druk op Berlijn wil opvoeren, maar het opofferen van de eigen zuinigheid voor de Europese zaak ligt daar uiterst gevoelig.