Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Boeken

Malicieus monkelproza over de Haagse aristocratie en bourgeoisie

Het boekje dat de grootvader van Remco Campert, Joh. W. Broedelet, in 1909 schreef over de Haagse beau monde, wordt heruitgegeven. Het persifleert onder anderen Couperus.

Louis Poepjes was de meest gevierde romancier van Keutelland. Hij flaneerde door de winkelstraten van Hofstad, terwijl „z'n verfijnde kop met ’t pruime-mondje, dat enkel fondant leek te savoureeren en caramel en praline” weerspiegelde in de etalageruiten. En tijdens die wandeling, in zijn correcte wandelkostuum, liep hij zich te ergeren („o, affreuslijk!”) aan het feit dat het hem nog steeds niet was gelukt de juiste toon te vinden voor zijn aanstaande roman Eline Verhaeghen.

Zo stond het, anno 1909, in de satirische roman Hofstad van de nu vergeten, maar destijds uiterst productieve toneelschrijver, theaterrecensent en romancier Joh. W. Broedelet (1877-1946), vader van de actrice Joekie Broedelet en grootvader van de schrijver Remco Campert. „Hij was een goede grootvader en een bijzonder mens”, schrijft Campert in het voorwoord bij de ingekorte heruitgave die donderdag verschijnt bij uitgeverij Tiem. Wat honderd jaar geleden een scandaleus boek over de Haagse beau monde moet zijn geweest, is nu een curiosum – geschreven in de opulente opsmukstijl van die tijd met bloemrijke woordconstructies: „’n Huiverkou doorkilde ijzig de haastige wandelaars.”

Menigeen kon bovendien zichzelf en anderen herkennen in Broedelets malicieuze monkelproza over de aristocratie, de bourgeoisie en hun hovaardij. Wat ons nu nog rest, is hooguit de herkenbaarheid van Louis Poepjes, in wie natuurlijk niemand anders dan Louis Couperus werd gepersifleerd. De geparfumeerd ogende auteur, die Den Haag had gebiologeerd met Eline Vere, speelt een belangrijke bijrol in Hofstad. Ten slotte verandert hij zelfs in een porseleinen vaas met „’t meest curieuze craquelé, dat ooit in een verzameling vertoond was”. Een merkwaardige metamorfose, waarmee Broedelet wellicht verwees naar de door Couperus bewonderde Oscar Wilde, die had verklaard het steeds lastiger te vinden in esthetisch opzicht nog langer op te boksen tegen zijn serviesgoed.

Intussen doet deze herontdekte sleutelroman ook nog aan een ander boek denken. Hoewel het verschil met het vrijpostige Tjeempie, of Liesje in Luiletterland (1968) van Remco Campert stilistisch bezien niet groter kon zijn, blijken Broedelet en Campert in de literaire satire toch raakvlakken te vertonen. Waar de grootvader Louis Couperus portretteerde als Louis Poepjes, trad de kleinzoon in opa’s voetsporen door Jan Cremer te laten optreden als Het Roofdier („munnie in de pokkut en een bebie in bed”), Harry Mulisch als De Best Gekapte Schrijver van Nederland, met een wachtkamer waar de damesfans op hun beurt konden wachten, en Simon Vinkenoog met eega als „Pim en Mien van de lufsien”.

Andere tijden, maar ze komen meer overeen dan men op het eerste gezicht zou denken.

Hofstad, Joh. W. Broedelet. 160p, € 19,95, Uitgeverij Tiem