Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Het is riskant – juist daarom gaan er militairen naar Mali

De les van Afghanistan: zoek de dialoog. Dat moet in Mali ook gebeuren met de rebellen daar, vindt Peter Wijninga.

Het kabinet heeft besloten dat Nederland een bijdrage levert aan de VN-operatie in Mali. De doelstelling is tweeledig: het verzamelen van inlichtingen en het hervormen van de veiligheidssector. Voor het verzamelen van inlichtingen worden commando’s, Apachehelikopters, een onbemand verkenningsvliegtuigje en informatieanalisten ingezet. De Apaches zorgen met hun sensoren niet alleen voor het verzamelen van inlichtingen. Zij vormen ook de vuist van de eenheid, als het gaat om het beschermen van op de grond ingezette commando’s tegen aanvallen van rebellen of Al-Qaeda-achtige groeperingen. Voor de hervorming van de veiligheidssector worden marechaussees en civiele politiemensen ingezet, en een aantal burgerspecialisten.

Van verschillende kanten wordt gewezen op de grote risico’s van een dergelijke operatie in ‘een Afrikaans wespennest’ als Mali. De leider van de VN-missie in Mali, voormalig PvdA-minister Bert Koenders, stelde het duidelijk: „De VN-missie in Mali is niet zonder risico, maar dat is geen enkele vredesmissie.”

Blijkbaar is het in Nederland nodig uit te leggen dat een militaire missie niet zonder gevaar is; dat er risico’s kunnen zijn. Dat een ‘vredesmissie’ niet betekent dat het daar ‘vrede’ is, maar dat er geschoten kan worden. Dat is kennelijk het meest in het oog springende risico, maar is het ook het enige?

Het doel van de VN-missie is het brengen van stabiliteit, waardoor een functionerende overheid weer veiligheid en andere diensten aan de bevolking kan leveren en waardoor het leven in Mali zich weer kan normaliseren en politieke processen ongestoord en democratisch kunnen verlopen. Het is de vraag of een land als Mali in staat is te functioneren volgens een westers democratisch model. Uit de VN-resolutie blijkt niet of men een westers model nastreeft. Wat wel duidelijk wordt, is dat men de dialoog en verzoening zoekt met de rebellen die het noorden van Mali wilden afscheiden en zelfstandig maken.

Dat is een goed begin en waarschijnlijk een les uit Afghanistan. Indien men daar vanaf het begin de dialoog met de Talibaan had gezocht, had dat mogelijk tot andere oplossingen kunnen leiden. Dat de aan Al-Qaeda gelieerde groepen een op islamitische wetgeving (sharia) gegronde staatsvorm in Mali willen vestigen, biedt echter weinig ruimte voor dialoog. Het is verder de vraag of deze groepen de dialoog zullen zoeken. Het is waarschijnlijk dat ze zich niet zonder slag of stoot gewonnen zullen geven.

En daarmee dient het volgende risico zich aan. Wat in Afghanistan niet voor het eerst bleek, is dat het streven naar normalisering grote voordelen biedt voor de plaatselijke bevolking. Men gaat naar huis en weer aan het werk, kinderen gaan weer naar school en de handel komt weer op gang. Maar van dezelfde effecten van normalisering wordt ook gebruik gemaakt door groepen die zich juist tegen die normalisering verzetten. Ze kunnen zich hergroeperen, bewapenen en uiteindelijk de strijd hervatten door hinderlagen en bermbommen te leggen en aanslagen te plegen.

VN-missies staan niet bekend om hun uitgebreide inlichtingencapaciteit. Uiteindelijk is men afhankelijk van wat de landen leveren. Daarmee moet men zich zien te redden. Dat betekent dat er nogal eens in het duister wordt getast als het gaat om het anticiperen op de plannen en bewegingen van een tegenstander. Zeker in het geval van Mali, waar in de eindeloze woestenij van het noorden veel ruimte is voor strijders om zich ongezien te verplaatsen, zich schuil te houden en plotseling toe te slaan. Er is een uitgebreid inlichtingennetwerk nodig om acties van rebellen en Al-Qaeda-groepen vóór te kunnen zijn. Als men daartoe in staat is, dan bestaat de kans dat het initiatief stevig in de hand van de VN-troepen blijft liggen en dat men kan voorkomen dat de tegenstander zich effectief hergroepeert. De Nederlandse bijdrage kan daarmee het verschil betekenen tussen falen of slagen. Het is een unieke kans om met deze verkenningsmissie succes te creëren.

En de overige risico’s?

Zoals wijlen parlementariër Ab Harrewijn ooit aangaf in de Tweede Kamer, toen uitgebreid over de risico’s van vredesoperaties werd gesproken: „Natuurlijk is het risicovol, daarom sturen we militairen!”