In 1974 was Stephen King nog een onbekende schrijver. Omdat hij geen droog brood verdiende met de verhalen die hij naar tijdschriften stuurde, werkte hij als leraar op een middelbare school. Daar zag hij hoe twee leerlingen buitengesloten en gepest werden, eentje omdat zij streng- religieuze ouders had, de ander omdat zij van lage komaf was. King voegde ze samen tot het personage Carrie in zijn gelijknamige, eerste boek: een eenzaam, verlegen en angstig meisje dat opgroeit met een godsdienstwaanzinnige moeder en op school gepest en vernederd wordt om haar anders-zijn. Op ‘prom night’ is haar wraak zoet.
Carrie werd een cultureel fenomeen, verfilming (door Brian de Palma), tv-film, sequel en musical volgden. De makers van de remake claimen terug te zijn gegaan tot Kings roman, maar voegen nieuwe elementen toe. Ze actualiseren het verhaal met sociale media en voegen een proloog toe waarin Carrie moeizaam geboren wordt, als een soort duivelskind.
Hoewel Carrie te boek staat als horror, hanteert King vooral de taal van de highschoolfilm. Die draait om een ‘rite de passage’. Je bent pas tiener af wanneer je seks hebt gehad. En als dit niet voor of tijdens de prom - het eindbal - gebeurt, desnoods stomdronken, ben je een loser. De prom is sluitstuk en hoogtepunt van de middelbare school, het laatste examen dat je aflegt om een succesvol volwassene te worden. Het is vaak een ommekeer, een bevrijding van de tienertirannie. Het bleue meisjes wordt onverwachts koningin van het bal, de sul krijgt het meisje, de bullebak bijt in het stof, de outcast neemt mentaal afscheid van dorp en duffe vrienden.
Het draait om rituelen, ook in Carrie. De uitnodiging - wie vraagt haar - en daarna de in witte smoking geklede date die het opgedofte meisje ophaalt, liefst in witte stretch limousine. De date is vaak een sportief type, zo’n in elke tienerfilm opduikende ‘jock’ (atleet). The Breakfast Club voert er een op, naast andere stereotypen als het brein, de neurotica, de prinses en de crimineel. Meestal valt hij op de prom door de mand, maar in Carrie toont de atleet juist zijn gevoelige kant, waardoor Carrie helemaal opbloeit en van lelijk eendje transformeert tot zwaan.
Net als Andie (Molly Ringwald) in highschoolklassieker Pretty in Pink, maakt Carrie zelf haar jurk. Beiden wonen in armoede, ‘on the wrong side of the tracks’. Carrie alleen met haar moeder, Andie met haar werkloze, alcoholistische vader. Carrie schopt het tot haar grote verbazing tot prom queen, maar haar moment van glorie blijkt een valstrik van haar kwelgeesten. Het muurbloempje wordt weer getergd en reageert navenant: niemand is meer veilig. Net als in het verfrissend ultrazwarte Heathers ontpopt Carrie zich als de ultieme anti-highschoolfilm. Weg met de tienertirannie, kliekvorming, ondraaglijke groepsdruk en uitsluiting op basis van klassenverschil, afwijkend gedrag of uiterlijk.
Bijna veertig jaar na zijn debuut lijkt Kings eerste boek nog steeds actueel. Pesten is aan de orde van de dag, er zijn legio idiote godsdienstfanatici en hysterie over seksualiteit is alomtegenwoordig. Biologisch gezien zijn kinderen eerder volwassen, de angst dat de pubers te vroeg seksueel actief worden is groot. Deze vakbekwame remake van Carrie leek dus een inkoppertje, maar dat viel tegen: tieners zelf lieten de film in Amerika links liggen, waardoor hij flopte.
André Waardenburg