Vandaag verschijnt het nieuwe boek van Dave Eggers, The Circle, in de VS. Eggers schreef bestsellers als Wat is de wat, Zeitoun en Hologram voor de koning. Lees nu al een deel van The Circle.
Mae opende de interne bedrijfsstroom en begon. Ze was vastbesloten om nog die avond alle Binnenste en Buitenste feeds door te nemen. Er waren mededelingen voor het hele bedrijf over de menu’s van de dag, het weer van de dag, de wijze woorden van de dag – de aforismen van de afgelopen week waren van Martin Luther King, Gandhi, Salk, Moeder Teresa en Steve Jobs. Er waren mededelingen over de dagelijkse bezoekjes aan de campus: van een adoptiebureau voor huisdieren, een plaatselijke senator, een Congreslid uit Tennessee en de directeur van Artsen zonder Grenzen. Mae ontdekte tot haar grote spijt dat ze die ochtend een bezoek van Nobelprijswinnaar Muhammad Yunus had gemist. Ze ploegde stuk voor stuk door de berichten heen, op zoek naar alles waarop men redelijkerwijs een persoonlijk antwoord van haar had mogen verwachten. Er waren onderzoekjes, minstens vijftig, waarin de Cirkelaars werden gepolst over allerlei beleidsmaatregelen, de meest geschikte data voor de komende vergaderingen, bijeenkomsten van belangengroepen, feestelijkheden en vrije dagen. Er waren tientallen clubs die leden zochten en iedereen van hun bijeenkomsten op de hoogte brachten: er waren groepen kattenbezitters – zeker tien –, een paar konijnengroepen, zes reptielengroepen, waarvan vier nadrukkelijk uitsluitend voor slangen. Maar er waren vooral groepen voor hondenbezitters. Ze telde er tweeëntwintig maar wist zeker dat er nog meer waren. Een van de groepen die zich op bezitters van heel kleine honden richtten, het Schattige Schoothondje, wilde weten hoeveel mensen een weekend mee wilden gaan op wandelingen en lange trektochten of ter ondersteuning; Mae besloot die te negeren. Maar toen realiseerde ze zich dat er dan alleen maar een tweede, nog dwingender bericht zou volgen en tikte een reactie waarin ze uitlegde dat ze geen hond had. Ze werd gevraagd een petitie te tekenen voor een groter lunchassortiment voor veganisten; dat deed ze. Er waren negen berichten van allerlei werkgroepen binnen het bedrijf, waarin haar werd gevraagd zich voor meer gerichte updates en informatie-uitwisseling bij hun subCirkels aan te sluiten. Voorlopig sloot ze zich aan bij die voor haken, voetbal en Hitchcock.
Er leken wel honderd groepen voor ouders te bestaan – beginnende ouders, gescheiden ouders, ouders van autistische kinderen, ouders van adoptiekinderen uit Guatemala, uit Ethiopië, Rusland. Er waren zeven groepen voor komisch improvisatietheater, negen zwemteams – de woensdag daarvoor was er een wedstrijd voor personeelsleden geweest waaraan honderden zwemmers hadden deelgenomen, en wel honderd van de berichten gingen over dat toernooi: wie er had gewonnen, een of ander akkefietje rond de uitslagen, de aanwezigheid van een mediator op de campus die alle resterende vragen en klachten af zou handelen. Er waren bezoekjes, minstens tien per dag, van bedrijven die innovatieve nieuwe producten aan de Cirkel kwamen presenteren. Nieuwe zuinige auto’s. Nieuwe fair trade-sneakers. Nieuwe lokaal geproduceerde tennisrackets. Er waren bijeenkomsten van alle mogelijke afdelingen – Research & Development, onderzoek, sociaal, reikwijdte, professioneel netwerken, filantropie, verkoop van advertentieruimte, en toen zag Mae – haar maag trok samen – dat ze een bijeenkomst had gemist die voor alle newbies ‘min of meer verplicht’ werd geacht. Die was afgelopen donderdag geweest. Waarom had niemand daar iets over gezegd? Dombo, was haar eigen antwoord, daar hebben ze wél iets over gezegd. Kijk maar.
Voorlopig sloot ze zich aan bij de subCirkels voor haken, voetbal en Hitchcock
„Shit,” zei ze.
Tegen tien uur ’s avonds had ze zich door alle interne bedrijfsberichten en waarschuwingen heen gewerkt en ging verder met haar eigen BinnensteCirkel-account. Ze had er zes dagen niet naar gekeken en vond alleen van die dag al 118 nieuwe berichtjes. Ze besloot er doorheen te ploegen, van nieuw naar oud. Het laatste was van een vriendin van de universiteit, die een berichtje had gepost over buikgriep en wat volgde was een lange thread van vrienden die middeltjes aanraadden, hun medeleven betuigden of foto’s postten om haar op te vrolijken. Mae likete twee van de foto’s, likete drie van de reacties, wenste haar ook beterschap en stuurde een link van een liedje dat ze had gevonden, ‘Puking Sally’. Dat leverde een nieuwe thread op, 54 reacties op het nummer en de band in kwestie. Een van de vrienden in de thread zei dat hij de bassist kende en betrok hem bij het gesprek. De bassist, Damien Ghilotti, zat in Nieuw-Zeeland, was inmiddels studiotechnicus geworden, maar blij om te horen dat ‘Puking Sally’ nog steeds aansloeg bij griepgevallen. Zijn post zorgde bij alle betrokkenen voor opwinding en er verschenen 129 nieuwe reacties, allemaal opgewonden omdat ze antwoord van de echte bassist van de band hadden kregen, en op het eind van de thread werd Damien Ghilotti uitgenodigd om, als hij zin had, op een bruiloft te spelen of op bezoek te komen in Boulder of Bath of Gainesville of St. Charles in Illinois, als hij daar toevallig in de buurt was, dan kon hij blijven slapen en mee-eten. Na het noemen van St. Charles werd er gevraagd of iemand iets over Tim Jenkins had gehoord, die naar Afghanistan was uitgezonden; ze hadden iets gelezen over een jongen uit Illinois die was doodgeschoten door een Afghaanse opstandeling die zich voordeed als politieagent. Zestig berichten later hadden de reageerders vastgesteld dat het om een andere Tim Jenkins ging, eentje uit Rantoul, Illinois, niet uit St. Charles. Opluchting alom, maar al snel werd de berichtenstroom gedomineerd door een breed debat over de resultaten van die oorlog, het Amerikaanse buitenlandse beleid in het algemeen, of we nou wel of niet in Vietnam of Grenada of zelfs in de Eerste Wereldoorlog hadden gewonnen, over het vermogen van de Afghanen tot zelfbestuur, de opstandelingen die werden gefinancierd met de handel in opium en de kans op legalisering van alle soorten verboden drugs in Amerika en Europa. Iemand noemde marihuana een probaat middel om glaucoom te verlichten, iemand anders schreef dat mensen met MS er ook baat bij hadden en toen volgde een jachtige uitwisseling tussen drie familieleden van MS-patiënten, waarop Mae het gevoel kreeg dat er iets duisters in haar zijn vleugels spreidde. Ze logde uit.
Ze kon haar ogen niet meer openhouden. Hoewel ze maar drie dagen van haar sociale achterstand had weten weg te werken, sloot ze af en liep naar het parkeerterrein.
De lading van dinsdag was iets minder heftig dan die van maandag, maar de bedrijvigheid op haar derde scherm hield haar toch de eerste drie uur aan haar stoel gekluisterd. Vóór de komst van het derde scherm was er altijd een rustpunt geweest van misschien tien of twaalf seconden tussen het moment waarop ze een vraag had beantwoord en het moment waarop ze wist of het antwoord wel of niet naar tevredenheid was geweest; die tijd had ze gebruikt om de standaardantwoorden uit haar hoofd te leren, een paar follow-ups te doen en af en toe haar telefoon te checken. Maar dat werd nu lastiger. Het derde scherm produceerde om de paar minuten veertig nieuwe BinnensteCirkel-berichten en een stuk of vijftien BuitensteCirkel-posts en tings, en Mae gebruikte elk verloren moment om er snel doorheen te scrollen, zich ervan te verzekeren dat er niets was wat haar onmiddellijke aandacht vereiste, en dan weer terug te keren naar haar hoofdscherm.
Tegen het eind van de ochtend werd de toestroom beheersbaar, enthousiasmerend zelfs. Er was in het bedrijf zoveel gaande, zoveel medemenselijkheid en optimisme, en het was op alle gebieden zo vooruitstrevend dat ze een beter mens werd door alleen al in de nabijheid van de Cirkelaars te verkeren. Het was vergelijkbaar met een goed beheerde organische supermarkt: je wist dat je een gezonder mens werd door daar te kopen; je kon geen verkeerde keuze maken omdat alles al was gekeurd. Daar was ook iedereen bij de Cirkel op uitgekozen: de genenpoel was uitzonderlijk en het denkvermogen fenomenaal. Het was een plek waar iedereen er onophoudelijk en hartstochtelijk naar streefde om zichzelf en anderen te ontwikkelen, kennis te delen en te verspreiden.
Ze werd een beter mens door alleen al in de buurt van de Cirkelaars te verkeren
Tegen lunchtijd was ze kapot en verheugde ze zich erop om, met achterlating van haar hersenschors, een uur lang op het gras te zitten met Annie, die daarop had aangedrongen.
Maar om tien voor twaalf verscheen er op het tweede scherm een berichtje van Dan: Heb je ff?
Ze liet Annie weten dat het wat later kon worden. Toen ze bij Dans kamer aankwam, stond hij tegen de deurpost geleund. Hij glimlachte vriendelijk, maar met één opgetrokken wenkbrauw alsof er iets aan haar was wat hem voor een raadsel stelde, iets waar hij zijn vinger niet op kon leggen. Hij maakte een armgebaar en ze glipte langs hem heen naar binnen. Hij deed de deur dicht.
„Ga zitten, Mae. Je kent Alistair?”
Ze had de man die in de hoek zat niet gezien, maar zodra ze hem zag, wist ze dat ze hem niet kende. Hij was lang, achter in de twintig, en hij had een geboetseerde lichtbruine kuif. Hij had zich diagonaal in een ronde stoel geposteerd en liet zijn tengere lijf zo stijf als een plank tegen de rugleuning rusten. Hij stond niet op, dus stak Mae hem haar hand toe.
„Hallo,” zei ze.
Alistair slaakte een gelaten zucht en stak zijn hand uit alsof hij op het punt stond iets aan te raken wat aangespoeld was en lag te rotten.
Mae kreeg een droge mond. Er was iets helemaal mis.
Dan ging zitten. „Nou, ik hoop dat we dit zo snel mogelijk kunnen rechtzetten,” zei hij. „Zou jij willen beginnen, Mae?”
De twee mannen keken haar aan. Dan strak, Alistair gekwetst maar verwachtingsvol. Mae had geen idee wat ze moest zeggen, geen idee wat er aan de hand was. En in die woekerende, uitdijende stilte zat Alistair driftig te knipperen en tegen zijn tranen te vechten.
„Ik kan het gewoon niet geloven,” kon hij nog net uitbrengen.
Dan draaide zich naar hem toe. „Kom op, Alistair. We weten dat je gekwetst bent, maar laten we de verhoudingen niet uit het oog verliezen.” Hij wendde zich tot Mae. „Het lijkt me nogal duidelijk, Mae, we hebben het over Alistairs Portugese Brunch.”
Hij liet die woorden even op haar inwerken in de verwachting dat Mae erop in zou gaan, maar Mae had geen idee wat die woorden inhielden: Alistairs Portugese Brunch? Kon ze zeggen dat ze geen idee had wat dat inhield? Ze wist dat dat niet kon. Ze had pas laat naar de feed gekeken. Dit moest daar iets mee te maken hebben.
„Het spijt me,” zei ze. Ze moest de situatie heel voorzichtig aftasten tot ze had uitgevogeld waar dit over ging.
„Dat is een goed begin,” zei Dan. „Ja toch, Alistair?”
Alistair haalde zijn schouders op.
Mae tastte nog steeds in het duister. Hoeveel wist ze? Er was een brunch geweest, dat was duidelijk. En daar was zij niet bij geweest. De brunch was georganiseerd door Alistair en die was nu gekwetst. Ook dat kon ze redelijkerwijs vaststellen.
„Ik wou dat ik erbij had kunnen zijn,” gokte ze en zag onmiddellijk iets van bevestiging op hun gezichten. Ze was iets op het spoor. „Maar ik wist niet zeker of…” Nu waagde ze de sprong. „Ik wist niet zeker of ik welkom was omdat ik hier nog maar net ben.”
Nu leken ze gunstiger gestemd. Ze glimlachte, ze begreep dat ze de juiste snaar had geraakt. Dan schudde zijn hoofd, blij zijn voorgevoel – dat Mae diep van binnen niet zo slecht was – bevestigd te zien. Hij stond op, liep om zijn bureau heen en leunde ertegen.
„Mae, hebben we jou niet het gevoel gegeven dat je welkom bent?” vroeg hij.
„Nee, juist wel! Echt. Maar ik zit niet in Alistairs team en wist niet zeker wat de regels waren, je weet wel, of leden van mijn team bij brunches van oudgedienden van andere teams mochten aanschuiven.”
Dan knikte. „Zie je nou wel, Alistair? Ik zei toch dat er een logische verklaring voor moest zijn.” Alistair zat nu rechtop alsof hij klaar was voor de volgende uitval.
„Maar natuurlijk ben je welkom,” zei hij en tikte speels op haar knie. „Al ben je wel wat verstróóid.”
„Nou, nou Alistair…”
„Sorry,” zei hij, en slaakte een diepe zucht. „Ik heb het nu onder controle. Ik ben heel blij.”
Er volgden nog wat spijtbetuigingen en gelach over wederzijds begrip en onbegrip, communicatie, flow, misverstanden en de orde van het universum, en toen was het eindelijk tijd om erover op te houden. Ze stonden op.
„Een knuffel om het goed te maken,” zei Dan. En dat deden ze, innig verstrengeld in hervonden eenheid.
Toen Mae bij haar bureau terugkwam, wachtte daar al een berichtje.
Nogmaals dank dat je vandaag even bij Alistair en mij bent langsgekomen. Dat was volgens mij heel productief en zinnig. Bij HR zijn ze van de situatie op de hoogte en daar vinden ze het altijd prettig om een gezamenlijke verklaring te ontvangen om het af te ronden. Daarom heb ik het volgende getikt. Als je het er goed uit vindt zien, mag je het on-screen ondertekenen en terugsturen.
Incident no. 561ARN/MRH/RK2
Dag: maandag, 11 juni
Betrokkenen: Mae Holland, Alistair Knight
Verhaal: Alistair van de Renaissance, Team Negen, hield een brunch voor alle personeelsleden die interesse in Portugal hadden getoond. Hij verstuurde drie aankondigingen met betrekking tot het evenement, die geen van alle door Mae van de Renaissance, Team Zes, werden beantwoord. Alistair trok het zich erg aan dat er op de RSVP geen enkele reactie van Mae kwam. Op de dag van de brunch verscheen Mae niet en Alistair was, begrijpelijk, nogal uit zijn doen omdat ze niet had gereageerd op de herhaalde uitnodigingen en niet was gekomen. Een klassiek geval van non-participatie.
Vandaag heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen Dan, Alistair en Mae, waarbij Mae heeft uitgelegd dat ze niet zeker wist of ze bij zo’n gelegenheid welkom zou zijn aangezien het evenement werd georganiseerd door iemand van een ander team en zij pas in haar tweede week bij ons bedrijf zat. Ze vindt het heel naar dat ze Alistair verdriet heeft gedaan, om nog maar te zwijgen over de kwetsbare ecologie van de Renaissance die ze in gevaar heeft gebracht. Maar alles is nu uitgepraat, Alistair en Mae zijn weer goede vrienden en voelen zich als herboren. Allen zijn het erover eens dat ze instaan voor een nieuwe start en daar gelukkig mee zijn.
Onder de verklaring stond een stippellijn waarop Mae moest tekenen en ze zette met haar nagel haar handtekening op het scherm. Ze verzond het en kreeg meteen een bedankje van Dan.
Dat was heel goed, schreef hij. Alistair is overduidelijk een beetje gevoelig, maar dat komt doordat hij zo’n enorm toegewijde Cirkelaar is. Net als jij, toch? Dank voor je medewerking. Je deed het geweldig. Voorwaarts!
Mae was laat en hoopte dat Annie op haar had gewacht. Het was een zonnige, warme dag en Mae trof Annie op het grasveld, waar ze op haar tablet zat te typen met een mueslireep half uit haar mond. Met toegeknepen ogen keek ze op. „Hé. Jij bent lekker op tijd.”
„Sorry.”
„Hoe gaat-ie?”
Mae trok een gezicht.
„Ik weet ’t, ik weet ’t. Ik heb het hele gedoe gevolgd,” zei Annie, overdreven kauwend.
„Eet niet zo. Doe je mond dicht. Echt waar?”
„Ik heb alleen maar meegeluisterd terwijl ik met iets anders bezig was. Dat hadden ze me gevraagd. En ik heb wel erger gehoord. Iedereen loopt in het begin tegen dat soort dingen aan. Eet snel maar even wat. Ik wil je iets laten zien.”
De twee golven die Mae overspoelden, volgden elkaar snel op. De eerste was een intens gevoel van onbehagen dat Annie had meegeluisterd zonder dat ze dat had geweten, gevolgd door een golf van opluchting dat haar vriendin bij haar was geweest, al was het maar op afstand, en kon bevestigen dat Mae het zou overleven.
„Jij ook?” vroeg ze.
„Ik ook wat?”
„Ben jij ook weleens zo op het matje geroepen? Ik sta nog te trillen.”
„Tuurlijk. Misschien wel maandelijks. Nog steeds. Eet een beetje door.”
Mae at zo snel mogelijk terwijl ze een potje croquet volgde dat op het veld werd gespeeld. De spelers leken hun eigen regels bedacht te hebben. Mae was klaar met eten.
„Mooi zo. Kom,” zei Annie. Ze liepen naar de Stad van de Toekomst. „Wat is er? Je gezicht is één groot vraagteken.”
„Ben jij naar die Portugese brunch geweest?”
Annie snoof spottend. „Ik? Nee, hoezo? Ik was niet uitgenodigd.”
Ben jij ook weleens zo op het matje geroepen? Ik sta nog te trillen.
„Maar waarom ik dan wel? Ik had me er niet voor aangemeld. Ik ben geen Portugalfreak.”
„Het staat toch op je profiel? Je bent er toch een keer geweest?”
„Klopt, maar dat heb ik nooit op mijn profiel gemeld. Ik ben naar Lissabon geweest, maar dat is alles. Vijf jaar geleden.”
Inmiddels waren ze bij het gebouw van de Stad van de Toekomst. Het ijzerwerk tegen de gevel deed enigszins Turks aan. Annie zwaaide met haar pasje langs een kaartlezer in de muur en de deur ging open.
„Heb je foto’s gemaakt?” vroeg Annie.
„In Lissabon? Tuurlijk.”
„En stonden die op je laptop?”
Mae moest even nadenken. „Ik geloof van wel.”
„Dat zal het dan wel zijn. Als ze op je laptop stonden, staan ze nu in de cloud en die wordt op dat soort informatie gescand. Daarvoor hoef je je niet bij allerlei Portugalclubjes aan te melden of zo. Toen Alistair die brunch wilde organiseren, heeft hij waarschijnlijk gewoon een zoekopdracht gegeven om iedereen op de campus te vinden die in Portugal is geweest en daar foto’s heeft gemaakt of het in een mailtje heeft genoemd of zo. Dan krijgt hij automatisch een lijst met namen en daar stuurt hij zijn uitnodigingen heen. Dat scheelt honderd uur gedoe. Hierzo.”

Illustratie Martien ter Veen
Ze bleven aan het begin van een lange gang staan. Annie’s ogen glinsterden ondeugend. „Oké, wil je iets gaafs zien?”
„Ik voel me nog steeds zo weird.”
„Nergens voor nodig. Kom.”
Annie opende de deur van een prachtige kamer, iets tussen een buffet, een museum en een handelsbeurs in.
„Hoe waanzinnig is dit?”
De kamer kwam haar vaag bekend voor. Zoiets had ze weleens op televisie gezien.
„Dit is toch zo’n ruimte waar beroemdheden goodiebags krijgen?”
Mae liet haar ogen door de kamer gaan. Overal, op tientallen tafels en plateaus, lagen producten uitgestald. Geen sieraden en pumps, maar sneakers, tandenborstels, tien verschillende soorten chips, frisdrank en energierepen.
Mae lachte. „Allemaal gratis, neem ik aan?”
„Voor jou, voor heel belangrijke mensen zoals jij en ik wel, ja.”
„Jezus. Dit allemaal?”
„Yep, dit is de kamer met gratis proefmonsters. Hij ligt altijd vol en dit spul moet op de een of andere manier gebruikt worden. We nodigen steeds een andere groep uit – soms programmeurs, soms mensen van CE zoals jij. Iedere dag een andere groep.”
„En dan neem je gewoon wat je wil?”
„Nou ja, je moet wel je ID langs de dingen halen die je meeneemt, zodat ze weten wie wat heeft gepakt. Anders haalt een of andere idioot de hele kamer leeg.”
„Ik heb dit spul nog nooit gezien.”
„In winkels? Nee, dit ligt nog niet in de winkel. Dit zijn prototypen en testexemplaren.”
„Zijn dit echte Levi’s?”
Mae hield een mooie spijkerboek omhoog waarvan ze zeker wist dat die nergens ter wereld bestond.
„Over een paar maanden of een jaar wordt hij misschien op de markt gebracht. Wil je die? Je kunt ook een andere maat vragen.”
„En dan mag ik hem gewoon aan?”
„Allicht – of had je je kont ermee willen afvegen? Natuurlijk, ze willen juist dat je hem draagt. Jij werkt bij de Cirkel, dus je hebt invloed! Je bent een stijlicoon, toonaangevend enzovoort.”
„Dit is toevallig mijn maat.”
„Mooi. Neem er maar twee. Heb je een tas bij je?”
Annie trok ergens een katoenen tas met het Cirkellogo tussenuit en gaf die aan Mae, die over een display met nieuwe telefoonhoesjes en andere accessoires hing. Ze pakte een prachtige cover die zo hard als steen was maar een gladde, zeemleerachtige finish had.
„Kut,” zei Mae. „Ik heb m’n telefoon niet bij me.”
„Wat? Waar heb je hem dan gelaten?” vroeg Annie, stomverbaasd.
„Ik denk op mijn bureau.”
„Mae, jij bent ongelofelijk. Je bent zo gefocust en efficiënt, en dan doe je opeens van die rare vage dingen. Dus je bent komen lunchen zonder telefoon?”
„Sorry.”
„Nee, dat vind ik juist zo leuk aan jou. Je bent, zeg maar, half mens, half regenboog. Wat? Niet verdrietig zijn.”
„Er komt vandaag nogal veel op me af.”
„Je maakt je toch geen zorgen meer?”
„Denk jij dat het oké is, die bespreking met Dan en Alistair?”
„Ja, natuurlijk.”
„Is hij echt zo gevoelig?”
Annie rolde met haar ogen. „Alistair? Volslagen onredelijk. Maar een geweldige programmeur. Een machine. Het zou een jaar kosten om iemand te zoeken en op te leiden voordat die kon wat hij doet. Daarom nemen we de gekte maar voor lief. Er lopen hier nogal wat halvegaren rond. Halvegaren die voortdurend bevestiging nodig hebben. En daarnaast heb je mensen zoals Dan, die de halvegaren alle ruimte geven. Maar maak je geen zorgen. Ik geloof niet dat jullie veel met elkaar te maken zullen hebben – met Alistair dan.” Annie keek hoe laat het was. Ze moest weer verder.
„Jij blijft hier tot die tas vol is,” zei ze. „Zie je later.”
Mae bleef en vulde haar tas met spijkerbroeken, eten, schoenen, een paar nieuwe hoesjes voor haar telefoon en een sportbeha. Toen ze de kamer uit liep, voelde ze zich net een winkeldief, maar op weg naar buiten kwam ze niemand tegen. Toen ze bij haar bureau terug was, had ze elf berichtjes van Annie.
Ze las het eerste: Hé Mae, bedenk net dat ik niet zo over Dan en Alistair had moeten leeglopen. Niet zo aardig. Niet zo Cirkel van me. Doe maar net of ik niks heb gezegd.
Het tweede: Heb je m’n vorige sms gekregen?
Het derde: Krijg ’n beetje de zenuwen. Waarom antwoord je niet?
Vierde: Heb je net gesms’t, gebeld. Leef je nog? Shit. Vergat dat je je telefoon bent vergeten. Kutwijf.
Vijfde: Als je boos bent om wat ik over Dan zei ga me dan niet doodzwijgen. Ik heb sorry gezegd. Schrijf terug.
Zesde: Krijg je mijn berichten wel? Het is superbelangrijk. Bel me!
Zevende: Als je Dan vertelt wat ik heb gezegd ben je een bitch. Sinds wanneer verlinken we elkaar?
Achtste: Besef net dat je misschien in een vergadering zit. Klopt?
Negende: Al 25 min. Wat IS er?
Tiende: Net gecheckt, zie dat je weer aan je bureau zit. Bel me meteen of ik hoef je niet meer te zien. Ik dacht dat we vrienden waren.
Elfde: Hallo?
Mae belde haar.
„Wat doe je spastisch?”
„Waar bleef je nou?”
„Ik heb je twintig minuten geleden nog gezien. Ik was klaar bij de proefmonsters, ben naar de wc gegaan en nu zit ik er weer.”
„Heb je me verraden?”
Leef je nog? Shit. Vergat dat je je telefoon bent vergeten. Kutwijf
„Heb ik wat?”
„Heb je me verraden?”
„Annie, what the fuck?”
„Zeg het nou maar.”
„Nee, ik heb je niet verraden. Tegen wie dan?”
„Wat heb je tegen hem gezegd?”
„Tegen wie?”
„Tegen Dan.”
„Die heb ik niet eens gezien.”
„Heb je hem niet ge-sms’t?”
„Nee, Annie, shit.”
„Zweer je dat?”
„Ja.”
Annie zuchtte. „Oké. Fuck. Sorry. Ik had hem ge-sms’t en gebeld, maar niks teruggehoord. En toen hoorde ik ook niks van jou en dat kwam in mijn hoofd allemaal op een rare manier samen.”
„Annie, shit.”
„Sorry.”
„Ik denk dat je overspannen bent.”
„Nee, het gaat prima.”
„Ik trakteer je vanavond op een drankje.”
„Nee, bedankt.”
„Toe?”
„Ik kan niet. We hebben hier deze week te veel dingen lopen. Allemaal door die mega-fuck-up in Washington.”
„Washington? Wat is daarmee?”
„Dat is een lang verhaal. Eerlijk gezegd mag ik dat niet vertellen.”
„En jij moet dat afhandelen? Heel Washington?”
„Ze geven me soms van dat regeringswerk te doen omdat, weet ik veel… omdat ik kuiltjes in mijn wangen heb of zo. Misschien helpt dat. Ik weet het niet. Ik wou dat ik vijf mensen was.”
„Dat klinkt niet goed, Annie. Neem een avond vrij.”
„Nee, nee. Het gaat wel. Ik hoef alleen nog maar wat vragen van een subcommissie te beantwoorden. Het komt wel goed. Maar ik moet nu verder. Liefs.”
Ze hing op.