Anderhalf miljoen dollar stelde Andrew Carnegie in 1903 beschikbaar voor de bouw van een vredespaleis in Den Haag. De Schots-Amerikaanse zakenman en filantroop beschouwde oorlog als de zwaarste smet op de beschaving en raakte ervan overtuigd dat oorlog uit te bannen viel, onder meer via een internationaal arbitragesysteem. „Carnegie vond dat hij het geld dat hij had verdiend moest teruggeven. In die idealistische tijd hoopte men dat je met verdragen oorlogen kon beteugelen”, zegt Steven van Hoogstraten, algemeen directeur van de Carnegie-Stichting, eigenaar en beheerder van het Vredespaleis. „Ironisch genoeg werden er na de bouw van het Vredespaleis nog twee wereldoorlogen gevoerd.”
Morgen bestaat het Vredespaleis in Den Haag 100 jaar. Koning Willem-Alexander neemt het jubileumboek Bouwen aan Vrede in ontvangst. Secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN) Ban Ki-moon en premier Rutte houden toespraken en er staat een ministeriële conferentie over de toekomst van het internationaal recht op de agenda. Den Haag profileert zich al jaren als internationale stad van vrede en recht, met onder meer het Internationaal Gerechtshof, het Permanent Hof van Arbitrage, het Internationaal Strafhof en het Joegoslavië-tribunaal.
Het gebouw kennen ze nog wel, maar de meeste Hagenaars en toeristen weten niet wat er binnen gebeurt. „Het is een beperkte groep van vooral internationale juristen en diplomaten die de weg naar het Vredespaleis vindt”, zegt voormalig VN-chef Boutros Boutros-Ghali in het jubileumboek. In de rechtszalen van het paleis gaat het over onder meer grensconflicten, genocide, misbruik van staatsmacht, grondstoffenroof en milieuvernietiging.
De zaken bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) en het Permanent Hof van Arbitrage (PHA) krijgen doorgaans weinig media-aandacht. Directeur Steven van Hoogstraten vindt dit niet terecht. „Dit is geen sprookjespaleis waar over vrede wordt gedroomd, maar een plek waar kundige juristen serieus aan internationaal recht en vrede werken.” Daar zou volgens hem wel wat meer belangstelling voor mogen zijn. Hisashi Owada, tot en met vorig jaar president van het Internationaal Gerechtshof, zegt in het boek. „Als we in New York hadden gezeten, zouden we zichtbaarder zijn geweest. Dan waren we wellicht meegenomen in de drukte van de ‘echte wereld’ rond de VN, rond de Veiligheidsraad. Maar dat heeft ook zijn nadelen. Een hof heeft een serene omgeving nodig waar in rust kan worden nagedacht.”
De eerste steen voor het gebouw in Den Haag werd in 1907 gelegd, tijdens de tweede internationale vredesconferentie van Den Haag. De bouw duurde zes jaar. Koningin Wilhelmina openende het neo-renaissancistische paleis in aanwezigheid van Carnegie.
De architect was via een selectiewedstrijd gekozen. 215 andere ontwerpen legden het af tegen dat van de de Fransman Louis Marie Cordonnier. Maar over de resultaten van de wedstrijd ontstond de nodige ophef. Volgens de vakpers waren de inzendingen niet vernieuwend genoeg. Het classicistische paleis moest gebaseerd zijn op de Nederlandse bouwkunst van de zestiende eeuw. Volgens critici verdiende een internationale vredestempel een ‘internationale uitstraling’. Om de bouw binnen het budget te realiseren werden onder meer twee torens uit het oorspronkelijke ontwerp geschrapt.
Overigens was de bouw van het Vredespaleis eerder een gevolg dan een startpunt. Op initiatief van de Russische tsaar Nicolaas II werd in 1899 in Den Haag een vredesconferentie voor internationale regeringsleiders gehouden. Daar werd afgesproken een instituut op te richten waar internationale conflicten via vrijwillige arbitrage zouden kunnen worden beslecht. Dat zou het Permanent Hof van Arbitrage worden. Niet lang na die vredesconferentie ontstond het idee om het hof een passend gebouw te schenken in Den Haag, het Vredespaleis.
Schriftelijke bronnen: vredespaleis.nl, 100jaar.vredespaleis.nl en het jubileumboek Bouwen aan Vrede, dat op 28 augustus verschijnt.