Het Geldmuseum, het eerste rijksmuseum dat als gevolg van bezuinigingen zal sluiten, heeft vanaf de opening in 2007 te weinig geld gekregen van zijn oprichters. Dat stellen directie en raad van toezicht van het museum.
Deze week schreef minister Bussemaker (Cultuur, PvdA) in antwoorden op Kamervragen dat de ministeries van OC en W en Financiën geen oplossing meer zien en het Geldmuseum op 1 november dicht zal gaan. Dat is opmerkelijk, omdat het Geldmuseum voortkomt uit een fusie van drie musea. In haar museumbeleid zet Bussemaker juist in op intensieve samenwerking tussen musea.
‘Pijnlijk, maar Financiën liet Geldmuseum vallen’
Het Geldmuseum legt de schuld voor sluiting vooral bij het Ministerie van Financiën. “Het doet me pijn om het als voormalig topambtenaar te zeggen, maar mijn eigen oude departement heeft het Geldmuseum laten vallen”, zegt Cees Maas, voorzitter van de raad van toezicht. Hij was topambtenaar op Financiën, voor zijn overstap in 1992 naar ING.
In 1994 besloten de twee ministeries en De Nederlandsche Bank om het Koninklijke Penningenkabinet, Het Nederlands Muntmuseum en de muntenafdeling van DNB samen te brengen. Na veel fusiestrubbelingen ging het museum in 2007 open in het gebouw van de Koninklijke Munt. De huur was hoog door verrekening van de verbouwingskosten van 11 miljoen euro.
‘Tent bij de start al bijna failliet’
Maas die in 2007 aantrad:
“Ik zag direct dat de tent al bij de start bijna failliet was.”
De stichters verhoogden op zijn aandringen hun bijdrage, maar Financiën deed dat slechts voor drie jaar. Vanaf 2010 was de bijdrage van het ministerie onzeker, totdat het deze in mei opzegde. Opmerkelijk is dat de bijdrage van Financiën de laatste jaren 530.000 euro bedroeg, terwijl het Geldmuseum 685.000 euro aan huur betaalt aan de Koninklijke Munt. Dat bedrijf heeft Financiën als enig aandeelhouder.
Meer over het Geldmuseum dat zijn deuren moet sluiten, vanmiddag in NRC Handelsblad.