Hebben de oude media jaren zitten suffen, terwijl ze konden surfen?
De mogelijkheden van internet straal genegeerd, terwijl die nu gretig worden opgepakt door een generatie jonge, hippe hemelbestormers?
Dat is in elk geval wel de boodschap van het drieluik Iedereen journalist van Henk Steenhuis, oud-hoofdredacteur van HP/De Tijd, dat gisteravond werd afgesloten. Eindelijk waren ze wakker geworden, vertelde hij.
Ter illustratie zagen we hoe Peter ter Horst, de laatste hoofdredacteur van De Haagsche Courant, in zijn oude redactielokaal besmuikt naar het hoekje wees waar de computer van de krant had gestaan. De enige. Daar konden redacteuren dan ,,internetten’’. Je moest in de rij staan, zei hij.
Treuriger kan niet. En let wel, dat was dus in 2001.
Maar is het wel wáár, behalve dan voor die krant in Den Haag?
In de laatste aflevering, gisteravond, zagen we gelukkig de hoopvolle toekomst van digitale journalistiek, volgens Steenhuis. Nou ja, we zagen vooral activist Micha Kat, die op de Zuidas bankiers aan de lunch door een megafoon toebrulde: ,,Innoveren en declareren!”
Goeie leus. Totdat een withete gast Kats megafoon afpakte en met een behendige worp wegkeilde. ,,Dit is gewoon journalistiek zoals die bedoeld is”, zei Kat nog.
En we zagen Bert Brussen, CEO van ThePostOnline.nl, die het vak zo samenvatte: ,,Je moet gewoon kunnen zeggen wat je wilt”. En hoogleraar journalistiek Jeroen Smit, die het proces van nieuwe digitale journalistiek uitlegde: ,,Het nieuws komt eraan, en vervolgens gebeurt er in jouw hoofd iets unieks.”
Juist.
Ik zou zeggen: als dit de toekomst is van internetjournalistiek, dan hoeven die oude, krakende kranten zich nog niet al teveel zorgen te maken.
Maar een andere rode draad in de serie riep ook vragen op.
Want zaten die oude media wel écht zo te suffen met internet, in plaats van te surfen? Hebben ze écht jaren de ogen stijf dichtgeknepen voor internet of, waar het toen nog vooral om ging, het Wereld Wijde Web? Had niemand twéé computers waarmee je kon ,,internetten”, in 2001?
Wel degelijk.
Wie nagaat hoe Nederlandse dagbladuitgevers reageerden op de komst van internet, merkt al snel dat het verhaal van Steenhuis.. nou ja, ook maar een verhaal is.
Nee, het was geen onverdeeld succes, en de tijden waren onzeker. Maar je krijgt, al vanaf de vroege jaren negentig, een gemengd beeld van hele en halve initiatieven, late en juist overhaaste stappen, soms hilarische miskleunen, en veel hink-stap-sprong innovatie. Met andere woorden, als de kranten al sliepen, was het op zijn minst een onrustig dutje, met veel woelen en lange slaapwandelingen.
Dat gold zeker voor het grootste krantenconcern, het toenmalige PCM (uitgever van de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw, Het Parool, het Algemeen Dagblad). Dat concern was lange tijd aarzelend over de mogelijkheden van internet, maar zette van de weeromstuit in 1999 juist alle kaarten op digitale innovatie. Er kwam een heuse onderneming voor, PCM Interactive Media (PIM), gehuisvest in Amsterdam-West en onder leiding van Peter van Dijk, oud-hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad.
Een succes werd het niet - integendeel. Het ontbrak aan expertise en slagkracht, maar bovendien: net toen PIM begonnen was, barstte de ‘internet-bubbel’. Ook de digitale wereld bleek een jachtterrein voor speculanten. De euforie van het eerste uur werd gesmoord in het echec van World Online (1995-2000), dat na een dramatische beursgang onderuit ging. En de kranten waren met hun digitale dingetjes opeens te laat – toen al. PCM trok de stekker uit PIM.
De saga van dat onfortuinlijke initiatief moet nog geschreven worden. Peter van Dijk legde, met Paul van Dijk, zijn ervaringen al wel neer in het boek Gekte.com (2003), een pleidooi voor gezond verstand “na de hype”.
Nu waren er ook reële obstakels voor de kranten, waar Steenhuis in zijn serie aan voorbijgaat: de looiige concernstructuur van de Nederlandse dagbladen, om te beginnen, en de onzekere advertentiemarkt. De concernstructuur van PCM, één bedrijf met kranten die elkaars concurrent waren, maakte het lastig om van bovenaf digitale initiatieven op te leggen. En de weifelende advertentiemarkt maakte dat economisch ook een hoogst onzeker avontuur. Internet was immers, aldus het evangelie, gratis?
Ja, je zou dan ook wel gek zijn.
En toch gebeurde er op lager niveau heel veel. Om me te beperken tot deze krant, NRC Handelsblad: die ontplooide alleen al de afgelopen jaren een indrukwekkend pakket aan digitale initiatieven. De nieuwssite van de krant werd een blog, ging als eerste Nederlandse nieuwssite liveblogs doen en kwam met ‘groot beeld’; de iPad app In Beeld is inmiddels 104.000 keer gedownload. Ook kwam er een veelgeprezen iPad app om langere artikelen te lezen (nu ook op de iPhone), een Windows app voor tablets, en een Android app.
Dat is alleen al de laatste 2,5 jaar. En natuurlijk gaf de ‘mobiele revolutie’ van smart phones en tablets daar de stoot toe – zulke gadgets bestonden nu eenmaal eerder niet. In 2008 kwam er, ook innovatief, al wel een digitale editie voor iLiad, en werd NRC Handelsblad de enige krant in Nederland met ePaper; van 2008-2010 rukte verslaggever Robert van de Roer uit voor het project webtelevisie onder de vlag Who’s next?
Maar daarvóór dan? Nee, ook toen was de krant geen digitaal sluimerland.
Deze krant was in 1995 een van de eerste landelijke dagbladen met een eigen site. Een statische slome homepage? Nee, één met interactieve mogelijkheden en experimentele vormen. Later volgden multimediale projecten, zoals deze productie over het twintigjarige jubileum van de val van de Berlijnse Muur. Dirk Limburg, die als systeemredacteur aan de wieg stond van de site, zegt:
,,Gelijktijdig met The New York Times en The Guardian hebben we geprobeerd hoe je een krant kunt zijn op internet en hebben we met alle mogelijke vormen geëxperimenteerd, van discussiefora tot filmdatabanken en multimediaproducties. Ook hebben we redacteuren en medewerkers gratis toegang gegeven tot internet. Iets wat ze volop hebben benut en wat zeker heeft bijgedragen aan de snelle groei van internet in Nederland.”
Ging dat allemaal van een leien dakje?
Zeker niet. De lancering van de site was het werk van een Gideonsbende met als harde kern toenmalig adjunct-hoofdredacteur Hubert Smeets en systeemredacteur Limburg. Toenmalig hoofdredacteur Ben Knapen was eerder een internet-scepticus. Halverwege de jaren negentig noemde hij het jonge medium ,,een kruising tussen intellectuele zelfbevrediging en Spielerei”. Ironie: juist Ben Knapen, die na zijn vertrek bij NRC Handelsblad en via een omweg langs Philips bestuurder werd bij PCM, kreeg later de verantwoordelijkheid voor PIM. In één keer van de achterhoede naar de voorhoede.
Trouwens, zó gek was zijn scepsis ook weer niet. Het is makkelijk er, met ‘de kennis van nu’, hooghartig over te doen, maar Knapen had zijn redenen: in de beginjaren hing om internet een vaag religieuze, evangelische sfeer van kosteloze heilsverwachtingen. Goeroe Nicholas Negroponte bezong de zegeningen van het web in zijn boek Being Digital (1995) bijvoorbeeld zo:
Terwijl de politici vechten met hun historische bagage, is in het digitale landschap een nieuwe generatie in opkomst die vrij is van veel oude vooroordelen. Deze kids hebben zich losgemaakt van de beperkingen van de geografische nabijheid als de enige basis voor vriendschap, samenwerking, spelen en nabuurschap. De digitale technologie kan een natuurlijke kracht zijn om de mensen in een grotere wereldharmonie te trekken. (..) De beheersing van die digitale toekomst is meer dan ooit in handen van de jeugd. Niets kan me gelukkiger maken.
De revolutionaire belofte van gratis geluk - geen wonder dat die bij het nuchtere NRC Handelsblad op scepsis stuitte. Smeets besprak het boek van Negroponte dan ook kritisch:
Zoals het een gelovige betaamt, ziet Negroponte de keerzijde van deze medaille liever niet. Hij ontkent de disciplinerende werking van de macht. Hij sluit de ogen voor de kansen die het Net biedt aan de criminele Internationale. [..] Hij negeert de eventuele wraak van de tragere sociale strata die hun digitale voordeel niet kunnen doen.
Maar diezelfde Smeets was – juist daarom – zelf druk digitaal bezig. Samen met Limburg stampte hij de site van de krant uit de grond, toen het Wereld Wijde Web nog behoorlijk woest en ledig was. Al in 1993 waren redacteuren van de krant via een groupsaccount bij Hacktic (waar later XS4all uit voortkwam) actief met mail en zoekprogramma’s op internet. In 1994 werd NRC een van de onderdelen van de Digitale Stad, het publieke begin van internet in Nederland. Later dat jaar werd de domeinnaam nrc.nl geregistreerd en vanaf dat moment werd gewerkt aan een website, die in juli 1995 werd gelanceerd.
De adjunct en de systeemredacteur trokken getweëen een flesje champagne open, toen de site eenmaal online was gegaan. De eerste die sputterend per modem inbelde naar de nieuwe site, was uitgever Bert van den Berg. Diezelfde uitgever had daarna aarzelingen bij het voorstel voor een interactieve opinierubriek ‘Tegenspraak’ - want die titel, was die niet te negatief? De eerste die het Gastenboek tekende, was H.J.A. Hofland.
Kortom, hier werd digitaal geïnnoveerd door subtop en middenkader, tegen de bedenkingen van de concernleiding in. Ja, de krant had die voorsprong beter kunnen vasthouden – maar van collectieve winterslaap was geen sprake.
Op die zaterdag 1 juli, toen NRC Handelsblad online ging, stond er ook een begeleidend stuk van Smeets op de Opiniepagina. Daarin schreef hij, over de noodzaak van een krantensite:
Die kan ruimte bieden aan de journalistiek in de klassieke zin van het woord. Want als het op de electronische snelwegen tot een botsing van waarden en normen komt - en waarom niet, via de drukpers, de radio en de krant is dat ook gebeurd - dan is er wellicht ook behoefte aan een digitale dorpspomp waar omheen deze sociaal-culturele verschillen en conflicten zich kunnen uitkristalliseren. Dan is er behoefte aan selectie en normering.
En dat sloot weer aan bij de beginselen van de krant, waaruit Smeets citeerde:
“In een tijd dat allerlei irrationele verschijnselen weer de kop opsteken en op modieus applaus kunnen rekenen, menen wij hier een functie te verrichten die nog zin heeft”, aldus het hoofdartikel van 1 oktober 1970 waarmee NRC Handelsblad 25 jaar geleden zijn bestaan begon. Daar is geen woord van gelogen. Sterker, het geldt nog steeds.
Typisch NRC Handelsblad, dat dan wel: uiteindelijk gaat het om het waarborgen van de democratie en het algemeen kiesrecht, boven utopische anarchie. Méédoen, om te beheersen. Het hele stuk van Smeets is hier te lezen.
Hoe dan ook, de krant was die dag het derde Nederlandse printmedium dat op het internet ging. Alleen de Groene Amsterdammer en het Eindhovens Dagblad gingen voor, andere kranten volgden pas later.
Overigens, het is ook een misverstand dat kranten, zoals veel mediastrategen nu meewarig beweren, niets beters met internet wisten te doen dan ‘alles gratis weggeven’.
Limburg:
We hebben vanaf 1995 artikelen uit de krant op internet gezet maar altijd slechts een klein deel omdat we ook wel wisten dat inhoud waarde had, dat die inhoud is wat een krant maakt. Wat we niet wisten was hoe de advertentiemarkt zich zou ontwikkelen, en hoe we bezoekers konden laten betalen.
Inderdaad, en dat wist toen nog niemand. Mensen moesten hoe dan ook nog wennen aan het idee dat je voor informatie op het net zou moeten betalen. Halverwege de jaren negentig was het nog lang niet zo ver. The New York Times probeerde het, maar moest terugroeien. De bereidheid begint nu pas te komen.
Smeets werd als adjunct opgevolgd door Warna Oosterbaan, Knapen door Folkert Jensma, die er in zijn nieuwjaarsredes een gewoonte van maakte te hameren op de digitale toekomst, maar die tegelijk nrc.next lanceerde (en zo in één klap de grootste oplagestijging uit de geschiedenis van de krant realiseerde). De ‘digitale strategie’ werd in de jaren daarna voortgezet onder Jensma’s opvolger Birgit Donker. Zeker, het ging allemaal met veel zoeken, vallen en opstaan - maar er gebeurde niet ‘niets’.
Ook Oosterbaan bestrijdt het beeld van digitaal comateuze kranten:
,,Niemand wist hoe het verder ging, maar dat internet een belangrijk medium was, stond vast. Zeker, we hebben nogal gezwalkt, maar dat kwam juist voort uit nervositeit, niet uit slaperigheid. Ook nu nog is allerminst zeker hoe het verder gaat. Wie dat wel weet heeft goud in zijn handen. The Guardian wordt als een visionair voorbeeld gezien, maar de krant maakt al jaren lang zware verliezen en wordt door een soort charitatieve instelling op de been gehouden.”
De grote tegenvaller is volgens Oosterbaan ,,misschien’’ dat de kranten op internet niet de gezaghebbende wegwijzers zijn geworden waarvan we droomden.
Met een echo van Smeets:
,,Wij dachten heel lang dat krantenredacties temidden van de kakofonie vanzelfsprekende bakens zouden worden, dat de veelstemmigheid en de onbelemmerde toegang tot internet in het voordeel van de krantentitels zouden werken: er zou een onvermijdelijke honger naar de expertise van professionele krantenredacties ontstaan, mensen die geleerd hadden het kaf van het koren te scheiden.”
Maar helaas:
,,Dat is niet gebeurd. Een van de belangrijkste oorzaken daarvoor is dat het voor een krant heel moeilijk is zijn identiteit op internet uit te venten en te behouden. De krant valt op internet uiteen in heel veel afzonderlijke stukjes, die het allemaal ook weer moeten opnemen tegen heel veel andere stukjes. Een mooi stuk of een interessante gedachte verleent de titel onder wiens auspiciën het verschijnt geen extra glans. Dat is op papier veel gemakkelijker.”
Oosterbaan, van huis uit socioloog, vermoedt:
,,Wat er misschien achter zit: de transformatie van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt. De mensen zijn niet meer zo onder de indruk van gevestigde reputaties, ze redeneren meer vanuit hun eigen behoeften en wensen. Je zou het kunnen zien als een voortzetting van het langdurige ontvoogdingsproces dat in de jaren zestig begon. Misschien had die verandering zich ook voltrokken zonder internet, maar ze is er in ieder geval door aangejaagd.”
Zo is het. Met of zonder megafoon.
Hoe nu verder?
Dat blijft een goede vraag. Deze krant lokt nu, met succes, nieuwe lezers met digitale abonnementen, de NRC Reader en de mogelijkheid om losse nummers van de krant via de site te kopen.
Maar het idee dat dit een abrupt ontwaken is uit een diepe winterslaap, na jaren waarin helemaal niets gebeurde, dat is een fabeltje.
Deel 1: Crisis
Deel 2: Overleven
Deel 3: De nieuwe journalist