Van de auteur van het Compendium voor de jaarrekening – wegwijzer voor de praktijk, verwacht je toch iets scherpere controles. Gisteren bleek dat Ernst & Young (vorige week omgedoopt tot EY) een voor Nederlandse begrippen recordschikking aftikt. Volgens ingewijden schikt EY voor zeker 50 miljoen euro met gedupeerden van het ICT-bedrijf Landis dat in 2002 failliet ging.
De EY-accountant (en auteur van het jaarboek) schoot bij de controle van de jaarrekening van Landis „in zeer ernstige mate tekort in zijn werkzaamheden”, constateerde het College van Beroep voor het bedrijfsleven in maart. Hij keurde de jaarrekening goed „zonder deugdelijke grondslag” en handelde als een „niet integer accountant”.
Het aan de Amsterdamse beurs genoteerde Landis ging in 2002 ten onder. De curatoren schatten de schade van het faillissement op 600 miljoen euro, 3.000 werknemers verloren hun baan. Onderzoekers benoemd door de Ondernemingskamer constateerden twee jaar geleden dat Landis opereerde als „een man die kaartjes verkoopt voor een theatervoorstelling waarvan hij geen idee heeft of die ooit zal plaatshebben”. In jaarrekeningen werden zowel winst als eigen vermogen te rooskleurig voorgesteld. De accountant keurde die jaarrekeningen goed.
De zaak-Landis is voor Nederlandse begrippen uniek wat betreft de omvang van de schikking die de accountant treft, maar het is zeker niet voor het eerst dat een accountant in de fout gaat. Accountantskantoren spelen een cruciale rol in de maatschappij. Ze hebben bij wet het monopolie op de uitvoering van een publieke taak: het controleren en goedkeuren van de boeken van bedrijven. Als de accountant de jaarrekening van een bedrijf van zijn handtekening voorziet, mag iedereen er redelijkerwijs van uitgaan dat die jaarrekening klopt. „De vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer”, zo omschreef grondlegger van het Nederlandse accountantsvak Theodore Limperg hem in 1926.
Die vertrouwenspositie maakt de accountant lang niet altijd waar. De zogeheten ‘Big Four’ accountantskantoren – KPMG, PwC, EY en Deloitte – controleren in Nederland de jaarrekening van zo’n 90 procent van de ‘organisaties van openbaar belang’ zoals banken, verzekeraars en beursgenoteerde bedrijven. En alle vier kwamen ze de afgelopen jaren in opspraak via onder meer tuchtzaken, kritiek van toezichthouder AFM of aanklachten van beleggersvereniging VEB.
Tot zo’n vijftien jaar geleden had de accountant een vrijwel smetteloos blazoen. Hij stond te boek als kundig en een tikkeltje saai. Maar dan komen boekhoudschandalen naar buiten en brokkelt het imago van de beroepsgroep af. In 2001 gaat de Texaanse energiehandelaar Enron ten onder aan een enorm fraudeschandaal. Het betekent de ondergang van accountantsbedrijf Arthur Andersen, tot dan toe een van de meest prestigieuze firma’s. Een jaar later gaat telecomreus WorldCom ten onder als blijkt dat bezittingen voor 11 miljard dollar te veel in de boeken staan.
In Nederland komt in 2002 de bouwfraude naar buiten. Accountants „stonden erbij en keken ernaar”, constateert de parlementaire enquêtecommissie later. Bij Koninklijke Ahold gaat het een jaar later goed fout. In 2003 blijkt dat de omzet bij diverse dochterondernemingen, waaronder US Foodservice, flink is overdreven. Tien jaar laten heeft beleggersvereniging VEB nog steeds procedures lopen tegen accountant Deloitte.
De boekhoudschandalen aan het begin van het millennium schudden de politiek wakker. Straffen voor malversaties worden verhoogd en in de vorm van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) krijgen accountants eind 2006 een toezichthouder. Ondertussen raast de kredietcrisis voorbij. Naast bankiers, toezichthouders en kredietbeoordelaars krijgen ook accountants ervan langs. Niet alleen EY dat de boeken van het omgevallen Lehman Brothers controleerde ligt onder vuur, ook in Nederland wordt de vraag gesteld of accountants niet iets hadden moeten zien aankomen.
Beleggersvereniging VEB vindt geregeld dat de accountant medeschuldig is aan bedrijfsdebacles en zit niet alleen achter Deloitte aan voor Ahold, maar ook achter PwC voor het faillissement van ICT-bedrijf LCI, EY (faillissement handelshuis Van der Moolen), KPMG (Imtech en SNS Reaal) en Deloitte voor het faillissement van ‘uitvindersbedrijf’ Innoconcepts. „Daar was het een beestenboel en is er jaar in jaar uit getekend”, zegt adjunct-directeur Errol Keyner.
Heeft de VEB het daarmee per definitie gemunt op de accountant? „Nee hoor, niet ieder beursdebacle is de schuld van de accountant”, vindt Keyner. „Bij World Online hebben we bijvoorbeeld geen actie tegen de accountant ondernomen. De accountant kan niet van A tot Z alles controleren. Maar als hij heeft getekend terwijl hij duidelijk steken heeft laten vallen dan is het een andere zaak.”
Toezichthouder AFM vindt geregeld dat accountants het beter moeten doen. Wat begint met waarschuwen achter de schermen, mondt uit in verschillende pijnlijke tuchtzaken, boetes en berispingen. Het record komt dit jaar op naam van KPMG dat boetes van 871.250 en 10.000 euro kreeg opgelegd omdat het in de periode van februari 2008 tot juli 2009 te weinig deed om een slecht functionerend onderdeel van haar stelsel van kwaliteitsbeheersing te verbeteren. Het ging bij KPMG volgens de AFM al fout vóór het controleren van de boeken bij klanten, omdat de kwaliteitsbeheersing op onderdelen onjuiste, onvolledige en onduidelijke procedures, beschrijvingen en standaarden bevatte .
In de nasleep van de crisis dringt de laatste jaren ook bij de accountants zelf door dat het beter moet. De ‘professioneel kritische instelling’ moet beter. Beroepsorganisatie NBA presenteert sinds 2010 onder het mom ‘Lessen uit de kredietcrisis’ verschillende verbeterplannen zoals verplichte ethiekcursussen voor accountants. De NBA is ook de initiator van de recentelijk door veel kantoren ingestelde Commissies Publiek Belang.
Volgens hoogleraar accountancy aan Nyenrode Business Universiteit Marcel Pheijffer is er sprake van vooruitgang, maar is het allemaal nog onvoldoende. Pheijffer gaf tijdens een rondetafelgesprek vorige maand in de Tweede Kamer een presentatie aan Kamerleden. ‘Accountantsberoep faalt nog steeds’, luidde de kop van meerdere van zijn slides.
Een voorbeeld vindt hij hoe accountants zijn omgegaan met de wettelijk verplichting om per 1 januari van dit jaar controlewerkzaamheden te scheiden van advieswerkzaamheden.
De AFM constateerde dit voorjaar dat de Big Four-kantoren vlak voor het ingaan van de wet snel nog allerlei nieuwe adviescontracten gesloten werden met grote beursgenoteerde klanten waarvan zij ook al de externe accountant zijn.
Volgens Pheijffer was de wet na alle discussies en incidenten bij uitstek een kans voor accountants om te laten zien dat de weg omhoog was ingezet. Hij vindt het „jammer” dat de kantoren deze kans hebben laten lopen en „scherp in de wind blijven zeilen”.
Ook vindt de hoogleraar het spijtig dat accountants weliswaar veranderingen doorvoeren maar dit vooral doen na druk van buiten. „Goed functionerende accountantsorganisaties hadden kwaliteitsmaatregelen ook zonder wet- en regelgeving en een tik op de vingers van de AFM kunnen en meestal moeten doorvoeren.”