Een rechtsstaat kan niet zonder onbevreesde advocaten die discreet, deskundig, betrouwbaar en zo partijdig mogelijk de belangen van burger of bedrijf behartigen. Advocaten als bijvoorbeeld Liesbeth Zegveld die de staat tot schadevergoeding durven dwingen wegens oorlogsmisdaden. Of de gebroeders Anker die op blijven komen voor uitzichtloos opgesloten TBS’ers. Of Bram Moszkowicz, die het recht van Geert Wilders om de islam uit te schelden tot het uiterste verdedigt.
Ik heb voor de ene zaak meer sympathie dan voor de andere. Maar dat er tegenover de macht van de staat een onbevangen, frank en vrije advocatuur moet zijn, staat als een paal boven water. Het recht is van ons allemaal en advocaten zorgen dat we het ook kunnen krijgen. Zonder vrije advocatuur geen rechtsstaat. Zo eenvoudig is het. Daarom baalde ik ervan dat ik niet echt partij kon kiezen in de discussie over het vernieuwde toezicht op de advocatuur. ‘Teeven op ramkoers met advocatuur’ mailde de Orde van Advocaten vorige week rond. Een jaar onderhandelen met het kabinet bleek vastgelopen – de advocaten voelen zich in het nauw gebracht.
De staatssecretaris wil perse dat er een nieuw College van Toezicht komt, benoemd door de staat, vooral van niet-advocaten. Een raad waar de lokale dekens, die het feitelijke toezicht houden, echt naar moeten luisteren. De Orde wenst daarentegen het toezicht helemaal in eigen hand te houden en wil alleen jaarlijks een buitenstaander laten rapporteren of ze dat goed genoeg doen. Een soort audit.
Advocaten mailen me al een poosje dat dat het kabinet een machtsgreep doet. Is dit niet hetzelfde als staatstoezicht op de journalist? En dat willen we toch ook niet? Zo ongeveer moest ik het zien. De toezichthouders zouden op verdachte advocatenkantoren inzage van de dossiers kunnen afdwingen. Advocaten worden minder vrij om alles uit de kast te halen voor hun cliënt. Burgers zullen hun advocaten niet meer in vertrouwen nemen. De toezichthouder kan immers meebladeren in jouw stukken. En advocaten zullen hun hachje mee wegen als ze de procestactiek bepalen. Dat woord ‘ramkoers’ paste prima in deze sfeer.
Maar is het ook redelijk en ter zake om er zó over te denken? Ik word toch gehinderd door het idee dat de advocatuur z’n huis niet op orde heeft. Ik heb hier wel eens eerder een rijtje opgesomd van ontspoorde advocaten die in de criminele dienstverlening waren beland: witwassen en fraude. Anderen werden ontmaskerd als oplichter, van cliënten, maar ook van de rechtshulp of de fiscus.
En had landelijk deken Jan Loorbach niet een jaar geleden na een rondgang langs de rechtspraak vastgesteld dat er nogal wat ‘kwaliteitsmijders’ onder advocaten waren? Advocaten die ‘structureel ondermaats presteren’? De gesprekken waren ‘zorgelijk losjes’ geweest. Toen ik Loorbach deze week sprak, lichtte hij toe dat vooral kleine kantoren riskant zijn, zeker als er kwetsbare groepen werden geholpen. Klanten die te afhankelijk zijn, de (juridische) taal niet kennen en de kwaliteit van de advocaat niet kunnen taxeren. En dus ook niet klagen.
Klagen was trouwens altijd al een hachelijke zaak. De plaatselijke deken heeft er niet altijd zin in. Alleen de meest flagrante schendingen van de beroepseer worden dan een zaak. Precies wat Teeven bij zijn wetsvoorstel scherp aanduidt als de ‘interne geslotenheid’ van de advocatuur, de belangenverstrengeling en vooringenomenheid die er op de loer liggen. Dekens die onderling gedonder uit de weg gaan, komen er makkelijk mee weg: alleen de plaatselijke Orde kan ze ontslaan. En dat gebeurde dus nooit. Zo bleef de deksel op de pot. Ook voor het publiek.
Pas vorig jaar zomer is voor het eerst door een Raad van Discipline een advocaat officieel ook bestraft met het vermelden van zijn naam. Dat was omdat ene mr. A. Dekker te Hoorn door „een opeenstapeling van leugens, niet nagekomen toezeggingen en schendingen van de regels” jegens zijn cliënt „hoogst onzorgvuldig” had gehandeld. Te vinden op tuchtrecht.nl (LJ YA3040). De advocaat had een vergoeding van ruim 3000 euro, bedoeld voor zijn cliënt, maanden achtergehouden.
Maar dit jaar (LJ YA4285, zaak 6624 24 mei 2013) beperkte het Hof van Discipline alweer het ‘naming and shaming’ van bestrafte advocaten. Alleen als er een direct algemeen belang is geraakt, hoeft een veroordeelde advocaat bij naam bekend te worden gemaakt. Misdroeg de advocaat zich alleen in deze ene klantrelatie, dan mag hij anoniem blijven. Daar had deze advocaat dus mazzel mee. Hij werd veroordeeld omdat hij 8 jaar lang zijn cliënt, met Bijlmerramptrauma, niet goed had geïnformeerd over zijn volstrekt kansloze pogingen om Boeing aansprakelijk te stellen.
In het Advocatenblad stelde de Nationale Ombudsman de diagnose. De advocatuur is te lang in zichzelf gekeerd geweest. Het activeren van het eigen, interne toezicht - het was te weinig geweest en te laat. Tegelijkertijd feliciteerde Deken Loorbach in hetzelfde blad de Orde met de ‘spectaculaire evolutie’ en de ‘enorme vooruitgang’ die de advocatuur boekte met ‘pro actief toezicht’. Die richting klopt wel. Dat ze het menen geloof ik best. Maar kunnen ze het ook? Mij lijkt het verstandig dat Teeven de druk er stevig op houdt.