In een essay over Toergenjev bespreekt Isaiah Berlin het boek Vaders en zonen, en illustreert daarmee de worsteling tussen strijdige waarden. Volgens Berlin koos Toergenjev nooit helemaal partij. Niet voor de vaders, de conservatieven en traditionele liberalen en niet voor de zonen, de nihilisten en de revolutionairen. Toergenjev zweefde ergens tussenin. Die hulpeloze positie kwam hem op kritiek te staan, van zowel de vaders als de zonen. Berlin prijst hem ervoor. Volgens hem had Toergenjev met zijn weifeling de essentie van de menselijke psyche te pakken: klem zitten tussen twee of meer legitieme doelen of verlangens is meer eigen aan ons dan het zeker weten.
Het bewustzijn dat het menselijk leven getekend wordt door conflicten tussen onverenigbare waarden, is een gedachte die in de klassieke oudheid springlevend was. De Griekse tragedie, het treurspel, is in zijn volste vorm de uiting van dezelfde worsteling. Het is raadzaam om het woord tragedie verder onder de loep te nemen. Zijn inheemse pendant, treurspel, legt de centrale karaktereigenschap van de tragedie bloot. Wat er ook gebeurt, er zal worden getreurd. De vraag is waar die treurnis vandaan komt.
Vladimir Nabokov maakte een eerste onderscheid tussen twee betekenissen van de tragedie. In de meeste gevallen wordt tragedie verkeerd gebruikt, bijvoorbeeld voor een rampzalig busongeluk of een familiedrama. Vallen er doden, dan luidt de uitroep: „Tragisch!” Dat slaat op ongecompliceerd meeleven. Het is erg voor de betrokkenen en we stellen ons hun verdriet voor. Toch is het heel goed mogelijk om een gruwelijk familiedrama te hebben in de afwezigheid van tragiek, en hetzelfde geldt voor een busongeluk. De essentie van de tragedie is een andere.
Voor Nabokov hangt de tragedie samen met bewustzijn van een onafwendbaar noodlot. In het theater, stelt hij, bestaat een contract tussen de spelers en de toeschouwers. De toeschouwers zijn zich bewust van de onvermijdelijkheid van de uitkomst. Zij zijn op de hoogte van een profetie of noodlot. De karakters uit het treurspel zijn zich soms van dat noodlot bewust, soms niet. Wat een tragedie werkelijk interessant maakt (en daarmee onderscheidt van andere vormen van theater, om niet te zeggen: cinema en televisie), is de onvermijdelijkheid van het conflict. Dat conflict wordt vaak veroorzaakt door determinisme (bij de Grieken volstond een onheilspellende uitspraak van het Orakel van Delphi) of door onverenigbaarheid van twee absolute waarden.
De tragedie van Oedipus is dat hij de voorspelling van het Orakel van Delphi kent, probeert de uitkomst te vermijden, daar niet in slaagt en dan als een gebroken man zijn ogen uitsteekt. Dit is het spel met determinisme waar Nabokov op doelt. Door een bovennatuurlijke kracht is het onmogelijk te ontsnappen aan het lot, en de onverbiddelijkheid maakt het handelen van Oedipus tragisch.
De tweede mogelijkheid tot een tragedie is de botsing tussen onverenigbare waarden. Deze doet zich voor in Antigone. Op het slagveld voor de stad liggen de broers Eteocles en Polyneices; de een gesneuveld als held die zijn stad verdedigde, de ander als verrader die Thebe te gronde wilde richten. De explosie volgt als Antigone haar beide broers, dus ook Polyneices, wil begraven, overeenkomstig de wetten van de goden. Creon, heerser van de stad, verbiedt het haar op straffe van de dood, zoals de wetten van de stad voorschrijven.
Hoewel het noodlot ook in Antigone een rol speelt, bestaat een belangrijk deel van de tragedie uit het onverzoenlijke conflict tussen Antigone en Creon. De sympathie gaat uit naar Antigone, maar de positie van Creon is tot op zekere hoogte begrijpelijk. De wetten van de stad en de wetten van de goden zijn onverenigbaar, en door de onverzoenlijke opstelling van zowel Creon als Antigone is de enige mogelijke uitweg tragisch. De treurnis komt voort uit het besef dat sommige conflicten onoplosbaar zijn – conflicten die voortkomen uit de botsing tussen waarden die elkaar wederzijds uitsluiten. Wat een treurspel zijn verdriet geeft, is het besef dat er geen uitweg bestaat anders dan vernedering of de dood. Dit is, naast het spel met een onontkoombaar noodlot, de tweede vorm van tragedie.
De horizon van ons moderne bestaan is zo goed als vrij van determinisme. De richtingloosheid van onze cultuur vormt een fundament onder de beschaving, terwijl de zegenrijke combinatie van materiële welvaart en robuust individualisme een handelingsvrijheid garandeert die de suggestie van noodlot overbodig maakt – in ieder geval buiten het toneel. Tragedies in de traditie van Oedipus raken wat verbeeldingskracht betreft op de achtergrond. Het Orakel van Delphi is gesloten, God heeft ons verlaten en de historische noodzaak is achtergebleven in de twintigste eeuw. Onze wereld snelt niet onvermijdelijk in de richting van een zekere horizon, onze wereld staat er zelf bovenop en moet zijn eigen uitzicht bedenken.
Oedipus spreekt minder tot de verbeelding, maar het noodlot van Antigone blijft voorstelbaar. Sterker, het tragische element is sindsdien alleen maar acuter geworden. Creon hield vast aan zijn eigen wetten, tegen de wetten van de goden in. De toeschouwer voelt de hiërarchie tussen die twee, en Creon wordt voor zijn ijdelheid gestraft. Maar in een wereld waar de wetten van de goden zijn ingeruild voor de democratie, is de botsing tussen tegenstrijdige waarden gelijkwaardiger, en daarmee problematischer. In het sociale contract van democratische samenlevingen zit een stilzwijgende acceptatie van elkaars gelijkwaardigheid besloten. De overzichtelijke hiërarchie tussen de wetten van de goden en de wetten van Creon heeft plaatsgemaakt voor de botsing tussen verschillende opvattingen. De dood als ultieme consequentie is uitgebannen, de botsing tussen absolute waarden is gebleven, en sindsdien niet minder tragisch geworden.
Het valt op dat dit bewustzijn nagenoeg afwezig is in ons tijdsgewricht.
Het tragische element in een cultuur erkennen, betekent dat men zich bewust is van het bestaan van tegenstrijdige menselijke neigingen, dat men die neigingen aanvaardt als fundamenteel menselijk (en dus vergeeflijk of zelfs sympathiek), en ernaar streeft om vernedering te voorkomen of zelfs begrip op te brengen voor het standpunt van een ander, en het te onderzoeken. Wanneer het tragische element in de cultuur wordt afgewezen of raakt ondergesneeuwd, dan is dat een signaal van zijn eigen ongezondheid.
Zo bezien leven we in een bleekneuzige tijd. Niet dat zich een nieuw totalitarisme openbaart, maar het geduld met twijfel of met het accepteren van verschillen (zonder in relativisme te vervallen) is klein. Over de Nederlandse opinie ligt een denken van mild Jakobinisme: de beschouwing maakt plaats voor de veroordeling, de twijfel voor de schijnbare zekerheid van de ideoloog die anderen wel zal uitleggen hoe het precies zit. Het milde Jakobinisme is niet uit op moord, maar vindt het ook teveel gedoe waarheid te ontdekken in de zienswijze van een ander.
Toen staatssecretaris Bussemaker vrouwen opriep om minder afhankelijk te worden van hun man, kreeg ze de kritiek het gewone gezinsleven niet te waarderen. Maar wat als er gewoon twee op zichzelf aangename waarden tegenover elkaar staan? Wat als meer economische zelfstandigheid van vrouwen ten koste gaat van het traditionele gezinsleven en vice versa, zonder dat een van beide wordt verworpen als de mindere optie? Trivialer voorbeeld: elk jaar is er discussie over de vraag of het Sinterklaasfeest racistisch is, of een belangrijke culturele traditie. Wat als het allebei is? Wat als de gedachte van Halbe Zijlstra dat een kleine overheid een positief beroep doet op de zelfredzaamheid van mensen net zo waar is als de tegenwerping dat een kleine overheid mensen soms aan hun lot overlaat? Wat als pijnlijke echtscheidingen soms uitmonden in gezinsdrama’s, maar een wijzend vingertje over eeuwige trouw onze opvattingen over individuele vrijheid treffen?
Wellicht kan het politici, toch ook deelnemers aan het dagelijks plebisciet, niet kwalijk worden genomen dat ze zich eerst en vooral richten op hun eigen standpunten, maar het is zeker een verwijt aan een kaste van opiniemakers die de zoektocht naar het tragische heeft ingeruild voor het soort columns dat zich nog dronken laat schrijven (dronken, want zonder de noodzaak tot enig nadenken), voor denkluie uithalen naar de een of andere schlemiel die het allemaal niet goed doet, naar rare gelovigen, naar de minister die het volk verraadt – eenvoud leest lekker weg. Weinigen willen aan zichzelf twijfelen, en de columnist die zijn lezers stukken voorschotelt die het wereldbeeld van de lezer intact laten, wordt in de regel beloond.
Het is de dubbelzinnigheid in de dilemma’s die ons het meest bezighouden die onze bijzondere aandacht verdient, maar in plaats daarvan is er een nieuw soort schrijverschap dat juist die menselijke kant weg probeert te stoppen. Schrijverschap dat woekert in de kolommen van het online opinieaanbod. Het meest gênante voorbeeld uit de recente geschiedenis werd geleverd door De Volkskrant die, in overeenstemming met de laatste opiniemode, een rubriek maakte met de naam ‘Het Duel’. In de kolommen mogen twee opponenten een debat voeren, waarvoor ze beiden nog geen 350 woorden krijgen. Voor of tegen de Europese Unie / de strafbaarstelling van illegaliteit / bezuinigen op het onderwijs – een mening hebben was nog nooit zo overzichtelijk, interessante opinie nooit zo ver weg.
Wanneer de genegenheid en de interesse voor het standpunt van een ander plaatsmaakt voor met geposeerde zelfverzekerdheid uitgedragen mening (en zekerheid kan in slogans worden beleden, dus waarom zou De Volkskrant ook meer dan 350 woorden geven?) gaat er iets waardevols verloren, namelijk het besef van het tragische element in de menselijke natuur, de erkenning dat mensen op verschillende momenten in hun leven verschillende verlangens kunnen hebben die elkaar wederzijds uitsluiten, maar daarom niet minder diepgeworteld zijn, en dat dit (soms) verdriet veroorzaakt. Het milde Jakobinisme heeft zich vijandig verklaard aan het tragische en daarmee vijandig aan de menselijke complexiteit.
Daarmee is niet gezegd dat de tragedie wordt uitgebannen door erkenning: begrip voor de ander maakt conflicten niet minder tragisch, hoogstens wat dragelijker. Maar het erkennen van de worsteling in ons of de hele samenleving tussen twee volstrekt sympathieke en legitieme neigingen, is wellicht zo slecht nog niet als alternatief voor een loopgravenoorlog in drukinkt. Leven met het tragische element eist moed: het betekent, in de woorden van Joseph Schumpeter, „de relatieve geldigheid van de eigen overtuiging beseffen en ze toch onversaagd verdedigen”. Maar het betekent ook: de relatieve geldigheid van de overtuiging van een ander beseffen en die als net zo waardevol als je eigen overtuiging zien.
Thijs Kleinpaste is schrijver van het boek ‘Nederland als vervlogen droom’ (Bert Bakker, 2013)