Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Politiek

De elite waarschuwt de elite voor de laatste keer

De elite neemt zichzelf de maat, ze gaan tekeer tegen een gezichtsloze vijand. Ze weten niet tegen wie ze ageren, alleen waar die vijand ongeveer verblijft, betoogt Thijs Kleinpaste.

Toen Paul Frentrop enige tijd geleden in NRC Handelsblad schreef dat ‘de elite een kongsi werd die voor zichzelf zorgt’, plaatste hij zich in een nieuwe, recent voornaam geworden betoogtrant die een soort algemene, ongerichte boosheid tot programma heeft verheven. In wetenschappelijke studies duikt de suggestie op dat een of andere onzichtbare elite de volks-soevereine kluit belazert, Tweede Kamerleden van verschillende partijen richten hun pijlen ritueel op Brusselse of grachtengordelse elites, de leden van het Burgerforum dat een referendum wil over de EU spreken van verraad door een elite aan het volk, en de elite luistert tot overmaat van ramp ook nog eens naar muziek die gewone mensen stom vinden, wat uiteraard hun totale haat tegenover die gewone mensen beklemtoont.

Rest alleen één vraag: wie is in hemelsnaam die elite? Het antwoord op die vraag illustreert op een tragikomische manier het verdriet van onze tijd. Het is de elite zelf die de troepen in de strijd tegen de elite aanvoert – elite contra elite. Men heeft geleerd om hun meningsverschillen uit te dossen als een (ingebeelde) klassenstrijd – wij, het volk, tegen zij, de elite. Hoogleraren, journalisten, columnisten en politici, allen leden van de door henzelf onder vuur genomen bovenklasse, keren zich tegen de gezichtsloze vijand, die zich klaarblijkelijk verstopt heeft in een of andere ivoren toren waarvan iedereen weet waar die ongeveer staat (Brussel, Den Haag, grachtengordel), maar nooit waar precies. De Nederlandse elite pikt het niet langer en waarschuwt de elite voor de laatste keer!

Vooropgesteld: het verlangen om de elite namens het volk een lesje te leren is een van de betere gebruiken uit elke democratie. Elke aanklacht tegen de elite moet wat dat betreft eerder worden toegejuicht dan afgekeurd. Maar de huidige onstilbare stroom j’accuses onttrekt zich echter aan de gebruikelijke dynamiek. De tegenstelling is niet eenduidig die tussen elite en volk – de werkelijkheid is weerbarstiger. Hoewel een cliché, is onze tijd er een van individualisering en culturele versnippering. De eenheid verdwijnt, overal.

Filippica’s aan het adres van de elite mogen gelden als proeve van bekwaamheid ter verwerving van het begeerde woordvoerderschap van het volk – juist datzelfde volk valt uiteen. De culturele fragmentatie onder de zogenaamde elite houdt gelijke tred met het fermenteren van de eenheid onder het volk zelf: individualisme als sluipmoordenaar. Het mag weliswaar gebruikelijk zijn om op te merken dat de nationale eenheid en trots wordt bedreigd door abstracties – Brussel, de Europese Unie, massa-immigratie, snobisme, multiculturalisme, en al die containerbegrippen die vooral intellectuele sleetsheid uitdrukken – de realiteit is pijnlijker. De onttakeling van wat we gemeenschappelijk hebben is geen bedreiging die van buiten komt: de gisting zit van binnen.

De Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman stelt dat onze eeuw zich kenmerkt door extreme vloeibaarheid en fragmentatie. De paradox van de 21ste-eeuw is dat onze wereld zowel groter als kleiner wordt. Kleiner als gevolg van economische integratie, migratie en vrijhandel, groter omdat de gedeelde cultuur die alle vormen van politieke organisatie traditioneel dragen aan uitholling onderhevig is. De Canadese filosoof Charles Taylor vulde in zijn boek Een seculiere tijd aan dat de mores van onze tijd – in ieder geval symbolisch – werden binnengehaald door de culturele revoluties van de jaren zestig. In die tijd verlieten we de oude orde, het tijdperk van grote maatschappelijke mobilisatie. In dat tijdperk van mobilisatie, dat duurde tot ongeveer halverwege de 20ste eeuw, waren massabewegingen en sociale klassen dominante actoren in het publieke domein.

Het individualisme, stelt Taylor, komt voort uit een veel grotere omwenteling in ons denken. Wanneer het ijkpunt voor onze morele overtuigingen zich verplaatst van de gemeenschap en het collectief naar het individu, dan neemt de bereidwilligheid om individuele belangen te offeren uit naam van een groter geheel af. Wij zien onszelf nog altijd als Nederlanders, maar tegelijkertijd heeft dat Nederlanderschap – als antwoord op de vraag wie het volk is – een nieuwe lading gekregen. In politieke termen is de loyaliteit die gezocht wordt steeds minder die met een grote maatschappelijke beweging of met de natie (zoals in het tijdperk van de mobilisatie) maar de directe loyaliteit van het individu zelf: van algemeen belang naar de bevrediging van persoonlijke behoeftes. Onze eeuw kenmerkt zich door ongebondenheid, en op die manier ontbinding. Dat is niet de schuld van een of ander complot dat gesmeed is door de samenspannende elite, maar het resultaat van een veel grotere culturele verandering die zich in alle lagen van de bevolking sinds enkele decennia voordeed.

Samenlevingen die gegrondvest waren op een robuuste meerderheidscultuur veranderen in samenlevingen die bestaan uit permanente minderheden. Dat is de bron achter de altijd sluimerende gevoelens van miskenning – de uitholling van wat we delen komt niet van buiten, maar uit onszelf. Wat sinds de emancipatie van het individu in de tweede helft van de 20ste eeuw gewonnen werd aan individuele vrijheid, ging verloren aan het gevoel deel uit te maken van een collectief. Het is ‘Nederland als vervlogen droom’: het idee van Nederland als belofte die oplost in een samenleving van geatomiseerde individuen.

Precies die afnemende ervaring een collectief te vormen is de bron van alle pijn. Het idee dat er een vreemde, usurperende mogendheid bestaat die het op ‘ons’ heeft voorzien vloeit voort uit een eenvoudige waarheid: waar de eenheid verzwakt, voelt men zich verlaten. De aanklacht tegen een elite die zich heeft afgekeerd van het volk is waar, zolang we die opvatten als een veel bredere klacht over de uitholling van de gedeelde culturele eenheid, en daarmee samenhangend de verzwakking van de democratie. De elite wordt gewantrouwd, omdat men alom wordt gewantrouwd, omdat men zich steeds maar minder vertegenwoordigd voelt. Wat Nederland verscheurt, is geen twist tussen volk en elite, het is de verbrokkelde verwantschap tussen ons allemaal.