Een van de grootste uitdagingen voor een manager is om een fusie tot een goed einde te brengen. Verreweg de meeste mislukken. In het onderwijs, tussen woningcorporaties, in het bedrijfsleven.
Toch wil het huidige kabinet de ruim vierhonderd gemeenten die Nederland nu nog telt, voor 2025 samenvoegen tot hooguit honderdvijftig. Is dat wel zo slim?
Laten we eens beginnen met wat onderzoek. Hans Schenk, hoogleraar economie aan de Universiteit Utrecht, is tot ver buiten Nederland bekend door zijn omvangrijke onderzoek naar ‘mergers & acquisitions’. Schenk analyseerde 25.000 samenvoegingen en kwam tot de conclusie dat 15 procent ervan slaagt, 15 procent een ramp wordt en 70 procent ervan ‘gewoon’ mislukt. Dit laatste betekent dat de verwachte voordelen – in bijvoorbeeld efficiëntie en innovatie – niet worden gerealiseerd.
Ook interessant: econoom Maarten Allers van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht specifiek de financiële resultaten van gemeentelijke herindelingen tussen 2001 en 2012. Zijn conclusie: niet alleen de fusies zelf kosten geld, maar eenmaal gefuseerde gemeenten geven ook structureel meer geld uit.
Stel dat een fusie of overname wel lukt, waar zit ’m dat dan in? Belangrijke factoren zijn de ervaring op fusiegebied en het hanteren van een doelgerichte, uitgewerkte integratiemethode. IT-concern Cisco Systems nam zo sinds 1993 ruim honderdvijftig collega-bedrijven over.
Hoe staat het met de ervaring en de aanpak van gemeentelijke managers op fusiegebied? Vorig jaar presenteerden veranderkundigen Maarten Otto en Joost van der Kolk in het tijdschrift Openbaar Bestuur een casestudy-onderzoek naar gemeentelijke samenvoegingen. Hun conclusie: de aanpak die gemeentebesturen hanteren, hangt in de regel helemaal niet samen met de te behalen fusiedoelen. Ja, er wordt hard gewerkt om de nieuwe organisatiestructuur te realiseren voor de geplande fusiedatum. Maar een plan voor erna, voor hoe het ambtelijk apparaat voortaan zal samenwerken en presteren, ontbreekt domweg.
Geen wonder dat de gedroomde vruchten van gemeentelijke fusies, zoals ‘beheer en ontwikkeling van nieuwe en complexe opgaven’ en ‘meer bestuurskracht’, in de praktijk niet worden aangetroffen. Het enige resultaat van een herindeling, is doorgaans hooguit de herindeling zelf.
Een argument van het kabinet voor de samenvoeging van gemeenten, luidt dat de derde bestuurslaag op die manier beter in staat is om complexe taken uit te voeren. Bijvoorbeeld op het gebied van de jeugdzorg. Dat klinkt redelijk. Maar gezien de problemen die fusies opleveren, is het minstens even redelijk om te vragen of dit de slimste route hiernaartoe is.
Het kan ook anders. Op verschillende plekken werken gemeenten momenteel samen aan het voorbereiden van de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015. Samenwerking die door lokale bestuurders, in overleg met het jeugdveld, zelf is gezocht en vormgegeven. De plannen die ik heb gezien, gaan – anders dan in het hierboven genoemde onderzoek naar gemeentelijke fusies als geheel – juist wél specifiek over wat de mensen in de praktijk voortaan anders gaan doen. Essentieel is dat jeugdwerkers minder bureaucratie willen en veel meer het directe contact zullen zoeken met burgers. Ik zou zeggen: geef zulke bottom-up initiatieven eerst een redelijke kans, voordat je besluit een herindeling door te drukken die langs een – voor de meeste gemeentelijke managers totaal ondoorzichtige – weg tot vergelijkbare resultaten in het veld dient te leiden.
Ten slotte: wat vinden gemeenten er zelf van? Volgens deze krant vinden tientallen burgemeesters de kabinetsplannen voor herindeling onnodig, niet effectief en heilloos. Gemeentelijke managers mogen dan niet veel verstand van fuseren hebben, maar dit hebben ze uitstekend gezien.
Ben Tiggelaar is gedragsonderzoeker, trainer en publicist en schrijft elke week over management en leiderschap.