Geen detectiepoortjes, geen grimmige bewaker. Wel een glimlachende directeur, Wim Bos, die zijn studenten „bijna één voor één” bij naam zegt te kennen. Die zitten even verderop, vrolijk keuvelend hun boterhammen te eten tijdens de middagpauze in een opvallend schone kantine.
Welkom bij het Automotive College aan de rand van Nieuwegein, een van de twaalf ‘branchegerichte colleges’ van het regionaal opleidingencentrum Midden Nederland (18.000 leerlingen in de regio Utrecht-Amersfoort). In dit leer- en werkgebouw leren zeshonderd leerlingen sinds twee jaar alles over auto’s, fietsen, motoren, vrachtauto’s, transport en logistiek. „Theorie en praktijk in een kleinschalige en dus overzichtelijke omgeving, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en veel persoonlijke aandacht”, vertelt Bos. „Hier ruik je de olie.”
Het is even wennen. Want het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), dat is toch synoniem aan kolossale, vaak oogverblindende nieuwbouw, waar leerlingenmassa’s anoniem samendrommen? Directeur Ineke Dezentjé Hamming van FME-CWM, een werkgeversorganisatie voor de technologische industrie in Nederland, bevestigde dat beeld bij de opening van dit schooljaar. „Roc’s zijn verworden tot grote fabrieken waar de menselijke maat is verdwenen”, stelde het oud-Kamerlid van de VVD. „Wat centraal had moeten staan is de ontplooiing van de talenten van de individuele leerling, maar dat is overvleugeld door de macht van het getal die de inkomsten van een roc bepaalt.” Ze bepleitte „een terugkeer van de charme van de kleinschaligheid”.
Die oproep is bestuursvoorzitter Leonard Geluk van ROC Midden Nederland uit het hart gegrepen. „Want juist deze leerlingen, jongens en meisjes van zestien jaar oud, zijn gebaat bij een kleinschalige en vertrouwde omgeving, waar docenten hen met de voornaam aanspreken.”
Dat zijn meer mbo’s met hem eens. Na jaren waarin fuseren de norm was en onderwijskwaliteit bijzaak leek, keren ze op hun schreden terug, mede onder druk van politiek en bedrijfsleven. Want ja, die aloude huishoudschool en de middelbare technische school (mts) waren zo gek nog niet. Geluk: „Het waren herkenbare scholen in een al even herkenbare omgeving, die de vaklieden afleverden waar Nederland destijds op zat te wachten.”
Scholen ook waar ouders makkelijker de weg naartoe wisten te vinden. Nu verdwalen zij in de gangen van immense gebouwen, op zoek naar een docent of een studiebegeleider die zij hooguit van naam kennen. De afstand tussen onderwijzend personeel en ouders is, letterlijk en figuurlijk, te groot geworden. Het is een veelgehoorde klacht in het mbo.
CDA-kopstuk Geluk (42) verruilde drie geleden de post van wethouder onderwijs, jeugd en gezin in Rotterdam voor zijn onderwijsbaan. Zijn eerste opdracht: het personeelsbestand inkrimpen omdat de leerlingenaantallen fors terugliepen. „Ouders sturen hun kinderen liever naar de havo dan naar het vmbo, met als gevolg dat wij gaandeweg steeds minder aanmeldingen kregen.”
Zijn tweede opdracht: beter en de attractiever onderwijs. Geluk koos voor kleinschaligheid: minder grote onderwijseenheden op zelfstandige locaties. Het Automotive College in Nieuwegein is er een van, net als het Beauty College (vijfhonderd leerlingen) in de Utrechtse wijk Overvecht. Hier zijn de opleidingen schoonheids- en haarverzorging ondergebracht in een modern, maar bescheiden onderkomen.
Binnen domineren beige en wit, én stralende gezichten. „Leerlingen ervaren het als een feest om hier les te krijgen”, zegt directeur Jan Nieuwenhuizen van het Beauty College. Zelf is hij ook uitermate tevreden. „De lijnen zijn heel erg kort, je loopt zo even bij je collega’s naar binnen. Ik zou niet terug willen naar zo’n groot gebouw met alle opleidingen onder één dak.”
Geluk ziet zijn gelijk ook bevestigd door tevredenheidsonderzoek onder zijn personeel. „Docenten hebben weer het gevoel dat ze met de kern van hun vak bezig zijn: lesgeven, met ruimte voor persoonlijke begeleiding. Ook zij worden niet meer opgeslokt door de massa.”
Geen wonder dat de studentenaantallen in de regio Utrecht langzaam weer toenemen, en de schooluitval enigszins afneemt. Geluk schrijft dat ook toe aan grotere betrokkenheid van ouders. „Met kleinere scholen bereik je ouders veel makkelijker. In het Nederlandse onderwijs hebben we veel te lang gedacht dat kinderen van zestien en zeventien al volwassen zijn, en zelfstandig keuzes kunnen maken. Velen kunnen dat, maar velen ook niet. Dat zijn jongvolwassenen, die gebaat zijn bij hulp. Zowel op school als thuis aan de keukentafel.”
Toch zegt Geluk de klok niet te willen terugdraaien. Verwacht van hem geen pleidooi om de roc’s op te knippen in kleinere zelfstandige eenheden, en terug te keren naar de kleine huishoud- en technische scholen uit de jaren 80 van de vorige eeuw. „Ons roc is het product van liefst zeventig fusies in de laatste decennia. Dat heeft niet alleen nadelen opgeleverd, zoals her en der weleens wordt gesuggereerd. Door die schaalvergroting zijn wij bijvoorbeeld in staat om de vaak dure technische opleidingen te betalen. Met geld dat we verdienen met andere, populaire opleidingen, zoals welzijn en zorg.”