Dat kon écht niet.
Waarom drukte de krant het adres van de verdachte af?
Een verslaggever van NRC Handelsblad beschreef in april 1988 op de voorpagina de woning van Ferdi E., verdacht van de moord op Gerrit Jan Heijn. Zijn voortuintje oogde rommelig, het had ook geen siertegels, en buren omschreven E. als een „griezelige man”. Dat werd ook de kop van het stuk: Griezelige man die met buren geen contact had.
Het leidde tot een flinke rel op de redactieburelen: dit deden wij toch niet? Sensatiezucht!
Een kwart eeuw later is het, ook bij Nederlandse kwaliteitskranten, doodnormaal om in grote misdaadzaken uit te rukken naar de woning van een verdachte en de belendende percelen nat te houden.
Dat gebeurde maandag ook in de geruchtmakende zaak van Marianne Vaatstra, toen in Oudwoude een verdachte, Jasper S., bleek te zijn aangehouden. De krant trok er de halve voorpagina en twee volle pagina’s binnenin voor uit.
Het gaat dan ook om een grote zaak. Een onopgeloste moord in een kleine gemeenschap, die nauw verstrengeld raakte met de problematiek rond asielzoekers en de angst voor niet-westerse vreemdelingen. Daar kwam het grootschalige DNA-onderzoek nog bij, een primeur voor Nederland.
Bovendien, zoals Bas Heijne opmerkte in zijn column: de zaak triggerde ideaal- en angstbeelden van het platteland, van „droom van onschuld” tot eigentijds „oord van verschrikkingen” (Een provinciale apocalyps, 28 april 2001).
Maar was de berichtgeving overdadig, zoals lezers schreven?
Het bericht op de voorpagina (Verdachte zaak-Vaatstra aangehouden) was strikt zakelijk, zo zakelijk zelfs dat er van mij nog wel een expliciete, duidende alinea in had gemogen waaróm deze zaak zo relevant is. De krant produceerde daarnaast, in korte tijd, een mooie feitelijke tijdlijn van de zaak, die zich al over dertien jaar uitstrekt.
Maar dan. De krant zette ook een foto van de boerderij van Jasper S. op de voorpagina, onthulde op pagina 5 het adres van diens gezin, en citeerde een buurvrouw over het karakter van de verdachte („eerlijk, betrouwbaar en degelijk”).
Maar als de krant zijn achternaam weglaat, waarom dan wel zijn woning laten zien en zijn adres afdrukken? Hoe ging dat?
Correspondent Karin de Mik belde die ochtend uit Oudwoude zo veel mogelijk informatie door naar de redactie in Rotterdam, eerst op straat en later bij een buurvrouw van de verdachte. De redactie vulde het aan en maakte er een lopend verhaal van, dat mede onder haar naam verscheen. Zoiets is niet ongebruikelijk bij breaking news: verslaggevers leveren informatie, een bureauredacteur schrijft mee.
De Mik zegt dat ze er niet bij had stilgestaan dat het adres ook in de krant zou komen, en dan nog wel als eerste zin van ‘haar’ reportage. Ze las het stuk niet meer vóór publicatie, daar was geen tijd voor.
De bureauredacteur had er ook niet bij stilgestaan. „We waren al blij dat we ter plekke waren en dat er informatie naar boven kwam”, zegt zij. Chef en eindredactie struikelden er evenmin over. En tegen die tijd moesten de pagina’s ook al dringend naar de drukkerij.
Adjunct-hoofdredacteur Egbert Kalse schreef boze lezers achteraf dat het adres beter niet in de krant had kunnen staan. Hij verdedigde de foto, maar vond de combinatie met het adres „ongelukkig”. Nu was die ANP-foto nog wel op enige afstand gemaakt (De Telegraaf plaatste een portret van Jasper S. op de voorpagina), maar toch.
Er was nog iets curieus. In de reportage van De Mik stond dat de verdachte volgens de buurvrouw een psychiatrisch verleden had: „Een psychiater concludeerde volgens haar dat hij aan ‘dissociatieve fugue’ leed.” De fugue schopte het tot Pauw & Witteman.
Hoe weet die buurvrouw dat?
Uit de krant. De Mik had de redactie doorgebeld dat de buurvrouw haar een knipsel liet zien uit het Nieuwsblad Noordoost- Friesland, met een rechtbankverslag uit 2009 waarin deze bewering staat over een 42-jarige Oudwoudse man, met een slag om de arm („volgens een door de verdachte geraadpleegde psychiater kan er sprake geweest zijn van…”). „Dat is mijn buurman”, had ze gezegd.
Omdat toen nog niet 100 procent zeker was dat het om dezelfde man ging, schreef de krant de uitspraak over de psychiater maar geheel toe aan de buurvrouw. Misschien vergiste ze zich wel. Ja, maar dat is nog geen reden haar die bewering uit de krant in de mond te leggen.
Trouwens, in het algemeen, wat moet je met al die buren? Ze duiken in alle grote misdaadzaken op, en ze zeggen ook bijna altijd hetzelfde: nee, nooit verwacht, het leek zo’n normale man! Of: ja, het was altijd al een rare snuiter. Een Fries dorp prikkelt dan kennelijk extra de verbeelding, of een hang naar kitsch. De Volkskrant kopte boven een reportage: De boer met het grote geheim. Klinkt als een fijne streekroman uit de jaren dertig.
En hoe zit het intussen met de praesumptio innocentiae?
In de artikelen werd Jasper S. consequent „verdachte” genoemd. Maar de indruk die de redactie in de tekst zorgvuldig probeerde te vermijden – dat al vaststaat dat S. de dader is – werd wel weer gewekt door de koppen: Door ‘lokaal DNA’ kon zaak snel worden opgelost en Jasper S. leek degelijke man. Opgelost? Leek?
Allemaal prematuur.
Ja, het is een spectaculaire doorbraak in de zaak. Maar zonder aanvullend bewijs is het nog niet gezegd dat S. ook wordt veroordeeld. Juridisch redacteur Folkert Jensma zegt: „Het gaat om de overtuiging van de rechter. Die heeft meer dan één bewijsmiddel nodig.”
Het is terecht dat groot aandacht aan de doorbraak in deze zaak werd besteed, maar in de hogedrukpan van de productie en de blijdschap dat het lukte, liet de krant enkele pijnlijke steken vallen.