Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Boeken

In het brein van een autoritair, gevoelloos onderwijsfossiel

‘Bloedzuigers.’ Zo noemt biologielerares mevrouw Lohmark haar twaalf leerlingen. Ze bestrijdt hen met alle macht. Voorkomen moet worden dat er tussen haar en haar klas een of andere band ontstaat. Daarom spreekt zij de pubers aan met ‘u’. Ze vertelt hun niets over haarzelf en wil geen woord over hun wereld horen. Stelt zij eens een vraag, dan alleen maar bij wijze van aanval. Begrip, vindt deze juf, hoort niet bij haar beroep.

De Duitse schrijfster Judith Schalansky (1980) blijft in haar roman De lessen van mevrouw Lohmark heel dicht bij haar heldin. Sterker nog: ze kruipt in Lohmarks hoofd en komt daar niet meer uit. Elk van de drie boekdelen vormt één lange reeks Lohmark-gedachten, zelden door anderen en nooit door eigen twijfels onderbroken. En elke reeks Lohmark-gedachten is een les. Een les over groei, bloei en het vervolg daarop, gezien door niet meer zo erg jonge ogen.

Inge Lohmark is 55 wanneer de roman samen met het nieuwe schooljaar begint: de herfst zet in, ook in Inges leven. Haar neergang gaat ze te lijf met energieke observaties. Munitie voor haar boosaardige waarnemingen vindt ze vooral in de evolutietheorie van de heer Charles Darwin.

De belangrijkste vorm van samenleven die ze van hem heeft geleerd is de roofdier-prooirelatie. Daarom grijpt ze niet in bij een geval van pesterij. Koel kijkt ze toe hoe haar klas zich op het meisje Ellen stort. Het gepest heeft het wicht aan zichzelf te danken, meent mevrouw Lohmark, die haar klassenplattegrond van dit commentaar voorzag: ‘Ellen – geestloze underdog. [...] Nu al overbodig als een oude vrijster. Slachtoffer voor het leven.’ Dat mevrouw Lohmark, mentor van klas drie, het welzijn van die klas moet bewaken, dat dringt niet tot haar door. Maar de rector (in de Nederlandse editie abusievelijk met ‘directeur’ vertaald) krijgt lucht van het zaakje. Hij wil mevrouw Lohmark kwijt.

Struisvogels

Wij lezen dat tussen de regels door. En weten zo meer dan mevrouw Lohmark zelf, die net als de struisvogels van haar man graag haar kop in het zand steekt. Ach ja, haar man. Wolfgang Lohmark is niet met haar getrouwd maar met die domme vogels. Na de Wende begon hij zijn struisvogelfarm en sindsdien gaat hij door voor iemand die het gemaakt heeft – en die gebleven is, in de ex-DDR. Andere meer of minder succesvolle burgers zijn allang vertrokken. De streek wordt door ontvolking geteisterd. Huizen staan leeg en vervallen, onkruid overwoekert de akkers, scholen sluiten bij gebrek aan kinderen.

Ook de school waar Inge Lohmark lesgeeft zal niet overleven. Een vermoeden daarvan heeft zij zelf ook wel. Ze wil alleen niet weten met welke snelheid de ramp zich voltrekt. Zo soepel als zij van het communisme op het neoliberalisme overstapte, na de opheffing van haar land, zo star houdt zij vast aan haar werk. Dat mag nooit ophouden, want dan wordt zij overbodig en zulke mensen hebben volgens haar geen enkel bestaansrecht.

Maar wie nu hoopt dat de auteur mevrouw Lohmarks darwinistische theorieën gebruikt om dat neoliberalisme eens flink te kakken te zetten, die komt bedrogen uit. Weliswaar situeert Schalansky haar roman in een stad die op haar eigen geboorteplaats lijkt, op Greifswald in het uiterste oosten van het herenigde Duitsland, waarbij haar verzonnen school ook nog eens het Charles-Darwin-College heet.

En toch, hoe vreemd: op het Charles-Darwin-College houdt men niet zo van het recht van de sterkste. Men propageert er juist een onderwijsvorm waarin iedereen gelijk is, met tafels in een grote O en een aaibare juf. De nieuwe leerkracht Karola Schwanneke is zo’n aaibare juf. Zij geeft op het Charles-Darwin de toon aan en mevrouw Lohmark met haar ouderwetse commandeerlessen voert er slechts een zielig achterhoedegevecht: zij is een fossiel en kan onmogelijk de nieuwe tijd symboliseren.

Dus wat wil de schrijfster nou zeggen? Waarom al die biologistische hocus pocus als ons tijdsgewricht er niet mee wordt geraakt? Waarom al die wetenswaardigheden over dieren als de diersoort der moderne mens er niet door wordt getroffen? En bovenal: waarom zijn Duitse critici er massaal ingetrapt, in Schalansky’s ijdele vertoon van brille en intelligentie? Waarom hebben zij dit boek de hemel in geprezen?

Filosofietjes

Een satire is het niet, want het treft geen doel. Een psychologische roman is het ook niet, want mevrouw Lohmark krijgt geen diepte. Een Gesellschaftsroman is het al evenmin, want markante bijfiguren ontbreken. Wat overblijft is een verzameling filosofietjes die het tegendeel moet bewijzen van wat de hoofdpersoon beweert. Dus als mevrouw Lohmark zegt dat een door haar bewonderde diersoort het zonder gevoelens redt, dan concluderen wij: zonder gevoelens redden we het níet. Maar dat wisten we al. Vanaf bladzijde één. Eén pluspuntje dan: de fraaie vormgeving. De mooie omslag, in kostbare linnen-look. De natuurminnende illustraties, van de schrijfster zelf.

Bibliofielen kunnen aan De lessen van mevrouw Lohmark zeker plezier beleven. De rest der mensheid moet naar een ander boek omzien.

Interview met Judith Schalansky op Crossing Border Den Haag op 16 november.