Gemeenteraden zouden de bevoegdheid moeten krijgen om een begroting van een schoolbestuur in het openbaar onderwijs goed of af te keuren. Nu staat de gemeente vaak te veel op afstand, wat de kans op financiële problemen vergroot, zoals in Rotterdam is gebleken bij de stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR).
Dat constateert een commissie onder leiding van Job Cohen. Op verzoek van het stadsbestuur heeft de oud-PvdA-leider deze zomer onderzocht hoe Rotterdam beter toezicht kan houden op de scholenkoepel, die verantwoordelijk is voor 85 scholen met 140 vestigingen en bijna 30.000 leerlingen. Door verkeerde uitgaven, onder meer aan gebouwen en personeel, verkeert BOOR in financiële problemen, ondanks een ‘bruidsschat’ van 26 miljoen euro die de gemeente in 2008 meegaf bij de verzelfstandiging. Het vermogen is in drie jaar afgenomen van 41,8 naar 27,5 miljoen euro. Ook doet het OM onderzoek naar BOOR wegens vermoedens van bouwfraude.
BOOR telt vierduizend medewerkers en moet bezuinigen op onder meer onderhoud en personeel. Tachtig mensen verliezen hun baan.
Was het een taaie klus?
„Nee, ik heb [onder meer als staatssecretaris] zelf een onderwijsverleden. Ik vond het vooral fascinerend om me weer in deze wereld te bewegen.”
U zegt niet: de verzelfstandiging is mislukt, draai deze terug?
„Nee, de verzelfstandiging is en was goed. Had de gemeente dat niet gedaan, dan heb je als overheid een dubbele pet op, zeker in de relatie tot het bijzonder onderwijs. Dat frustreert het onderwijsbeleid. In dit geval zijn er destijds alleen afspraken gemaakt die niet zijn nagekomen.”
Zoals?
„Van enig toezicht vanuit de gemeenteraad op BOOR is amper sprake geweest. Beide partijen waren te veel gericht op het elkaar loslaten. Jaarverslagen waren geen onderwerp van gesprek. Jaarrekeningen en begrotingen werden vaak te laat ingediend. Daarover werd wel gesproken, maar het stadsbestuur greep pas laat in. Terecht, want uiteindelijk is de gemeente verantwoordelijk voor het aanbieden van voldoende openbaar onderwijs en dus ook financieel eindverantwoordelijk.”
Welke lessen kan het onderwijs trekken uit de BOOR-zaak?
„Gemeenten moeten na een verzelfstandiging vooral niet denken: het is geregeld, het is niet meer onze zorg, het komt wel goed. Verzelfstandigde schoolbesturen horen ook te vallen onder de wethouder onderwijs. BOOR werd door de gemeente Rotterdam beschouwd als een deelneming, en viel daardoor onder de wethouder bestuur en organisatie.”
U constateert ook dat ‘de afstand naar de werkvloer te groot’ is geweest.
„Wat bij BOOR is gebeurd, zie je ook elders: in plaats van meer verantwoordelijkheden neer te leggen bij de scholen en hun medezeggenschapsraden is er een tussenlaag opgetuigd. Vanuit de gedachte: dat komt de aansturing ten goede. Het tegendeel is gebeurd, waardoor de mogelijkheden die een school heeft, zoals het aanbieden van extra taallessen, onvoldoende zijn benut.”
Ondanks de omvang en de drie verschillende onderwijsvormen binnen BOOR vindt u ‘opknippen’ geen optie?
„In opknippen gaat heel veel tijd en energie zitten. Die kunnen beter aangewend worden om administratief en financieel orde op zaken te stellen. Grootschaligheid vormt geen bedreiging voor de keuzevrijheid, sociale cohesie, onderwijskwaliteit en toegankelijkheid.”
En nu het volgende onderzoek, de rellen in Haren?
„Ja, we gaan nog even door.”