De benoeming van Jos Silvis als Nederlandse rechter bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg is onfortuinlijk. Het richt alle aandacht op de gerechtelijke dwalingen van het afgelopen decennium. Dat is gezien de prestige van het ambt al te betreuren.
Silvis was voorzitter van de strafkamer die in 2001 Cees B. onschuldig veroordeelde vanwege de Schiedammer Parkmoord. Deze dwaling kwam vier jaar later aan het licht en leidde tot zware reputatieschade voor de rechtspraak. Samen met de dwalingen in de zaken Lucia de Berk en Ina Post veroorzaakte de Schiedammer Parkmoord een legitimiteitscrisis van de strafrechtspraak.
Sindsdien nam de rechtspraak tal van maatregelen. Het openbaar ministerie stelde speciale ‘tegenspraak’ officieren aan bij moeilijke zaken om tunnelvisie te voorkomen. De rechtspraak erkende dat strafrechters moesten worden bijgeschoold in de waardering van technisch bewijs. De drempel voor de herziening van strafzaken is verlaagd, zodat fouten makkelijker konden worden hersteld.
Maar de Schiedammer Parkmoord bleef berucht omdat die gebaseerd bleek op een valse bekentenis. Rechters, officieren en politie waren collectief overtuigd geraakt van één daderscenario. Ontlastend bewijs werd niet serieus genomen.
Rechter Silvis was feitelijk eindverantwoordelijk. Zelf erkent hij dat, als eerlijk man. Tegelijk zegt hij dat de veroordeling gebaseerd was op een „onvolkomen dossier” waarvoor meerdere instanties verantwoordelijk waren. Die redenering is juist, maar ook makkelijk.
Bij justitiële dwalingen werd de verantwoordelijkheid steeds keurig gespreid over alle betrokkenen. Waarna vervolgens niemand er écht negatieve gevolgen van ondervond. Verantwoording afleggen is in de gesloten justitiewereld geen sterk ontwikkelde eigenschap. Meer dan algemene beloften over ‘meer kritische zelfreflectie’ binnen de rechtspraak is er niet vernomen. Aan de loopbaan van rechter Silvis is de Schiedammer-kwestie niet af te lezen. Hij klom op tot raadsheer en vice-president in het Hof van Den Haag. Nu is hij advocaat-generaal bij de Hoge Raad.
Kennelijk is in de selectie voor Straatsburg bij de Hoge Raad, de Raad van State en het EU Hof, niemand op het idee gekomen de Parkmoord mee te wegen. Dat mag zeldzaam naïef heten. En meer dan een beetje dom. Voor deze internationale topfunctie dienen kandidaten van onbesproken gedrag te zijn. Of, zoals de advertentietekst voor de vacature vermeldt, zij dienen „het hoogst mogelijk zedelijk aanzien te genieten”. Dat is hier dus niet het geval. Althans niet in de buitenwereld. Die telt niet alleen ook mee, maar had de doorslag moeten geven.