Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Politie, recht en criminaliteit

Psychiaters en psychologen op kwalitatieve gronden geweigerd in rechtszaal

Van de psychologen en psychiaters die de afgelopen twee jaar een bevoegdheid hebben aangevraagd om verdachten in strafzaken te onderzoeken, is 18 procent afgewezen. Dat meldt NRC Handelsblad vandaag.

Het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen, dat de aanvragen beoordeelt, heeft de helft van hen op kwalitatieve gronden geweigerd. Dat zegt de voorzitter van het NRGD, John Coster van Voorhout. Zulke deskundigen worden in ongeveer een kwart van de ernstige strafzaken door de rechter geraadpleegd.

Rapporteurs vergaren informatie bij hulpverleners en familie

Deze zogeheten ‘rapporteurs Pro Justitia’ beoordelen of er een verband bestaat tussen delict en stoornis. Ze vergaren informatie bij eerdere hulpverleners, zoals de huisarts, psychologen, psychiaters, eventuele gezinsvoogden en doen een uitgebreide ‘anamnese’ bij de verdachte. Dat komt neer op gericht vragen stellen en observeren met het oog op een diagnose. Soms worden ook ouders, partner, collega’s of kennissen geïnterviewd.

Strafrechters nemen het advies over toerekeningsvatbaarheid meestal over. Ongeveer 5 procent van de adviezen komt uit op volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Dat resulteert doorgaans in verplichte opname in een inrichting en (volledige) strafvermindering.

Verband tussen stoornis en delict vaak niet duidelijk

Coster zegt dat “over de volle breedte verbeterslagen” bij de rapporteurs nodig zijn. Er zijn 560 rapporteurs actief – de grootste groep externe deskundigen in het strafproces. Niet iedere gedragsdeskundige die bevoegd is, is ook bekwaam, concludeerde juriste Corrie van Esch toen ze in maart aan de Leidse rechtenfaculteit promoveerde op dit onderwerp.

Van Esch onderzocht 123 oudere rapporten, een steekproef uit het eerste half jaar van 2001. Slechts in één op de drie rapporten trof zij toen een min of meer duidelijke beschrijving aan van het verband tussen de stoornis en het delict. Zij trof rapporten aan waarin geen enkel verband tussen het misdrijf en de stoornis werd beschreven, maar de verdachte wel volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest.

Lees meer in het achtergrondverhaal ‘Sterk verminderd meetbaar’ in NRC Weekend (ook via onze digitale editie).