Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Politie, recht en criminaliteit

Humaniteit sleutel in vonnis moordzaak Fortuyn

Pim Fortuyn is zondag tien jaar dood. Zijn moordenaar zit even lang vast. Diens straf werd bepaald op achttien jaar. In 2014 zou hij vervroegd vrij kunnen komen. De rechtbank kwalificeerde Volkert van der G. als een typische overtuigingsdader, geheel toerekeningsvatbaar en met een laag recidiverisico. Vorige week gaf voorzitter Frans Bauduin van de strafkamer

Pim Fortuyn is zondag tien jaar dood. Zijn moordenaar zit even lang vast. Diens straf werd bepaald op achttien jaar. In 2014 zou hij vervroegd vrij kunnen komen. De rechtbank kwalificeerde Volkert van der G. als een typische overtuigingsdader, geheel toerekeningsvatbaar en met een laag recidiverisico. Vorige week gaf voorzitter Frans Bauduin van de strafkamer in deze krant zijn perspectief op die zaak. Voor hem markeerde dit proces een breuk in het maatschappelijke denken over strafrecht. De roep om meer vergelding nam sindsdien sterk toe, vindt hij.

Als in 2003 de nieuwe strafmaat van 30 jaar al had bestaan, was van der G. strenger bestraft

Dit maakte me meteen weer nieuwsgierig naar zijn vonnis van toen, uit april 2003. Is de Fortuynuitspraak dan een laatste (?) voorbeeld van de meer verzoenende strafrechtpleging, waarin rehabilitatie belangrijk is, en waarin de persoon van de verdachte centraal staat, die een gematigde straf krijgt? Ik herinnerde me dat de rechtbank destijds werd geprezen om haar nuchterheid en evenwichtigheid – althans, door strafrechtjuristen. Het grote publiek begreep niet waarom Van der G. geen levenslang had gekregen, zoals de officier had geëist, of tenminste dwangopname in een inrichting. Destijds werd publiekelijk verondersteld dat de dader een gestoorde autist was die zich gemakkelijk weer kon richten op een nieuw doelwit. Zijn advocaten bepleitten een straf van twaalf tot zestien jaar. Zij zaten dus dichter bij het eindoordeel dan de officier.

Ook in hoger beroep bleef die straf van achttien jaar gehandhaafd. Het hof corrigeerde de rechtbank wel op het punt van recidivegevaar. Dit was „niet uitgesloten”. Ook een psychiatrische stoornis vond het hof mogelijk. Het moet voor de verdediging een grote opluchting zijn geweest dat het bij achttien jaar bleef. Het maximum voor enkelvoudige moord was toen twintig jaar, maar ook omdat het hof Van der G. schuldig verklaarde aan het bezit van 35 condooms gevuld met een brandbaar mengsel en vooral omdat het hof de effecten van de moord op de democratie zwaarder woog dan de rechtbank. De rechtbank vond nog dat de moord „inbreuk” had gemaakt op de verkiezingen van mei 2002, maar het verkiezingsproces was „niet onherstelbaar beschadigd”. De moord had invloed gehad, „maar de omvang en aard zijn in dit strafprocesniet te bepalen”.

Dit vind ik een raar zinnetje. De media stonden destijds bol van verhalen over LPF-perikelen, maar nee, de rechtbank vond dat niet is vast te stellen „of en zo ja welke de gevolgen voor de politieke partij ‘Lijst Pim Fortuyn’ zijn geweest door de moord op haar politiek leider”. Ook toen was dit al een vreemde conclusie. De LPF haalde negen dagen na de moord 26 zetels en deed mee aan het kabinet-Balkenende I, dat al in oktober viel. De LPF zonder Fortuyn bleek een ploegje losgeslagen dilettanten dat ten onder ging aan ruzie en hysterie. Bij de verkiezingen van januari 2003 bleven acht zetels over. Dit was dus drie maanden voordat de rechtbank de vraag ‘of en zo ja’ de moord gevolgen had voor de LPF, niet te beantwoorden vond.

Het hof woog drie maanden later de politieke gevolgen van de moord anders. Velen konden immers door de moord niet stemmen op de politicus van hun voorkeur. Ook werden sommige politici zo ernstig bedreigd dat zij de politiek verlieten. En „de mate waarin burgers en mensen in publieke functies zich vrij voelen om hun mening te geven is ernstig onder druk komen te staan”. Het hof zag Van der G. dus meer als een politieke dader die maatschappelijke schade aanrichtte dan de rechtbank. Die vond hem hoofdzakelijk de moordenaar van een – heel belangrijk – individu.

De weging van het hof leidde niet tot een ernstiger verwijt, noch tot een hogere straf. De oorspronkelijke strafmotivering van de rechtbank bleef intact. Deze richt zich inderdaad tegen het, ook toen al, repressieve klimaat. De rechtbank schrijft dat het een rechtvaardige straf wil opleggen, „die meer is dan het tegemoet komen aan de in onze samenleving wel gehoorde roep om (ultieme) vergelding”. Dit komt vaker terug. Er „moet oog worden gehouden voor andere strafdoelen dan alleen de vergelding”. En er dient te worden gekeken naar de „reïntegratie in de samenleving” van de dader.

De rechtbank schrijft dat levenslang in Nederland letterlijk ‘tot de dood erop volgt’ betekent. Ook „de pleger van een zo ernstig misdrijf” moet „vanuit overwegingen van humaniteit” het perspectief hebben op terugkeer in de samenleving.

Overwegingen van humaniteit – daarom werd het achttien jaar. Drie jaar later, in 2006, sloot de wetgever het ‘gat’ tussen de langste tijdelijke straf (twintig jaar) en levenslang (meestal voor meervoudige moordenaars). De langste tijdelijke straf is sindsdien dertig jaar. Als deze optie in 2003 had bestaan, had Van der G. twintig of 25 jaar kunnen krijgen, maar dit is vooral een vermoeden.