Kun je integere wetenschap bevorderen met protocollen, contracten en meldpunten voor vermoedens van fraude? Helpt het om promovendi een eed te laten afleggen, zoals universiteitenvereniging VSNU voorstelt?
Natuurlijk zal Dennis, een jonge biomedicus, op de dag van zijn promotie plechtig beloven nooit te zullen frauderen. Maar diezelfde Dennis heeft vier jaar lang gezien hoe zijn begeleiders tot het gaatje gingen om zo veel mogelijk output te genereren. In het laboratorium van zijn vakgroep heeft hij geleerd waar wetenschap om draait: opvallen, scoren, aandacht trekken. Hij heeft ingepeperd gekregen – zo niet in woorden, dan wel stilzwijgend, door het voorbeeld van zijn superieuren – dat hij zonder haantjesgedrag niet verder komt in zijn vak.
Deze socialisering, of inwijding in de do’s en don’ts van het vak, heeft een veel grotere invloed op Dennis’ wetenschapsbeoefening dan zoiets buitenissigs als een eed. Buitenissig, omdat dit ritueel net zo vreemd is aan zijn alledaagse werk als het rokkostuum dat hij huurt voor zijn promotieplechtigheid. Wil Dennis een integere biomedicus worden, dan heeft hij integere promotors, een integer laboratorium en een integere publicatiecultuur nodig.
Het is daarom jammer dat de VSNU het debat over wetenschapsfraude, zoals dat de afgelopen maanden is gevoerd, niet over een andere boeg gooit. Voortdurend draaide het debat om twee dingen: om protocollering (regels in plaats van voorbeelden) en om fraudebestrijding (malversaties voorkomen in plaats van goede voorbeelden bevorderen).
Maar als het waar is dat Dennis’ gedrag vooral wordt beïnvloed door voorbeelden en gewoonten in het lab, dan lijkt het niet zo zinvol nóg een protocol te schrijven, nóg eens te investeren in naleving van regels en nóg een sanctie op overtreding uit te vaardigen. Integriteit is meer gebaat bij goede voorbeelden dan bij codes en reglementen. Integriteit bevorder je door wetenschappers aan te moedigen tot eerlijkheid, niet door oneerlijkheid te bestraffen.
Zou de VSNU een andere denkrichting willen overwegen, dan zou ze een prijs kunnen uitloven voor integere wetenschappers. Daarmee zou ze kunnen uitdragen dat integriteit niet met een protocolletje kan worden afgevinkt, maar een zaak is van karakter, van toewijding, van nee durven zeggen tegen de verleiding te snel en te veel te publiceren. De VSNU zou een Academische Jaarprijs kunnen instellen voor de meest integere onderzoeksgroep.
En zou ze echt iets willen bereiken, dan zou ze met onderzoeksfinancier NWO in gesprek moeten over de vraag of ‘excellentie’ – het criterium voor beoordeling van onderzoeksaanvragen – en ‘integriteit’ niet twee woorden voor hetzelfde zijn. Zou niet vooral onderzoek moeten worden beloond dat excelleert in wetenschappelijke integriteit? Zou dit, voor Dennis en zijn duizenden collega-wetenschappers, geen kwaliteitsimpuls van de eerste orde zijn?
Dr. Herman Paul is historicus aan de Universiteit Leiden. Hij doet onderzoek naar wetenschapsethiek in de negentiende eeuw.