Dankzij de commissie-Deetman weten we veel, maar nog niet alles over het seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk, vindt de Tweede Kamer. Morgenmiddag debatteert de Kamer over het eindrapport van de commissie die onderzoek deed in opdracht van de Kerk.
Uit het rapport blijkt dat tussen 1945 en 1981 tien- tot twintigduizend kinderen seksueel zijn misbruikt in katholieke instellingen. Kerkbestuurders wisten van dat misbruik, maar hielden het binnenkamers.
Vooruitlopend op het Kamerdebat pleitte SP-Kamerlid Sharon Gesthuizen gisteren in het tv-programma Buitenhof voor een eigen onderzoek door de Kamer. Zij wordt gesteund door PvdA, GroenLinks en PVV. De vier partijen hebben samen 79 Kamerzetels.
Er is volgens Gesthuizen alle reden om als parlement „onze eigen rol” te spelen. „Dat vragen slachtoffers ook”, aldus Gesthuizen. „We hebben gewacht tot de commissie klaar was. Nu is de politiek aan zet, want er zijn aspecten onderbelicht. Ik ben benieuwd naar de rol van de overheid. Ook was er te weinig aandacht voor meisjes, en mishandelingen zijn niet onderzocht.”
Ook Deetman pleit in zijn rapport voor een vervolgonderzoek naar fysiek geweld. Zijn commissie concludeerde dat in internaten kinderen mishandeld zijn. Daarbij gaat het ook om meisjes.
De Kerk wil dat onderzoek niet doen, liet aartsbisschop Wim Eijk weten toen hij deze maand gehoord werd door de Kamer. Volgens de aartsbisschop is de definitie van fysiek misbruik tegen kinderen „niet zo gemakkelijk te beschrijven”.
Een ander aspect is de rol van de overheid. Die gaf katholieke organisaties veel vrijheid bij de opvang van voogdijkinderen. Een commissie onder leiding van Rieke Samson kijkt hier naar.
Daarnaast zijn er aanwijzingen dat politie, justitie en rechterlijke macht meegewerkt hebben aan het toedekken van misbruik. In februari 2011 wilde de Kamer duidelijkheid, gealarmeerd door krantenberichten over het seponeren van zaken tegen pedofiele priesters.
Het College van procureurs-generaal liet oud-procureur-generaal Dato Steenhuis onderzoek doen. Veel was er in de archieven niet te vinden, meldde Steenhuis vier maanden later. De (oud-)medewerkers van justitie en politie die hij sprak ontkenden contacten te hebben gehad met kerkautoriteiten. Ook de suggestie dat binnen het OM aparte regelingen voor priesters bestonden, wordt volgens Steenhuis „niet ondersteund”.
Er is enige kritiek mogelijk op het werk van Steenhuis. Het archiefonderzoek was wel erg summier en zijn mondelinge bronnen beperkten zich tot voormalig collega’s. Steenhuis sprak niet met kerkbestuurders die verklaard hadden contacten te hebben gehad bij justitie. Steenhuis zei daarover: „Ik wilde mijn onderzoek simpel houden en er was haast bij.”
Ook het rapport van Deetman bevat informatie over contacten van kerkbestuurders met OM en katholieke politici. Een belangrijke aanwijzing dat de Kerk een speciale behandeling kreeg van justitie, zit overigens in het rapport van Steenhuis zelf. Dat meldt dat het Paleis van Justitie in Den Bosch tot 1997 een kastje had waarin zedenzaken lagen van priesters die niet werden vervolgd.