Niet eens zo lang geleden vonden we elkaar in onze liefde voor de natuur. Groen – het woord alleen al riep een gevoel van weldadige betrokkenheid op. De strijd voor een beter milieu was niet langer het domein van links activisme. Dit was een zaak die ons allen beroerde. Onze huidige premier muntte de term Groen Rechts – hij schreef er een pamflet over. Leden van de VVD bezochten in groepsverband een voorstelling van An Inconvenient Truth. Ze kwamen de zaal uit met rode konen.
Bevlogenheid lijkt te hebben plaatsgemaakt voor procedure
Het bleek een luchtspiegeling. In een van die stemmingswisselingen die de Nederlandse samenleving zo dynamisch maakt, werd het groene sentiment razendsnel vervangen door een aan cynisme grenzende scepsis.
Asfalt is ook natuur, als je er over nadenkt.
Die omslag staat niet op zichzelf. Op andere terreinen tref je eenzelfde reactie tegen aannames die tot dusver min of meer vanzelf spraken. Niet zozeer de goede zaak zelf, maar vooral de belangenbehartigers van die zaak zijn het doelwit van agressief wantrouwen.
Neem het tegenovergestelde van de natuur – de cultuur. De laatste decennia leek er consensus te bestaan over de noodzaak van een zo rijk en divers mogelijk cultureel leven, en de rol die de overheid daarbij moest spelen. Kunst maakt de mens – en dus mag het best wat gemeenschapsgeld kosten.
Niet langer. De pleitbezorgers van kunst- en cultuursubsidies zijn nu de vijanden van het volk, vertegenwoordigers van een in zichzelf gekeerde elite, die haar exquise preoccupaties gebruikt om zich beter te voelen dan gewone mensen, die ook nog eens voor de kosten moeten opdraaien. De samenleving draait overuren om de dure hobby van een enkeling te bekostigen.
Hetzelfde zie je nu gebeuren met het Nederlandse natuurbeleid. Ook daar tref je bij de verantwoordelijke instanties ongeloof en ontzetting aan over de botte manier waarop tegen heilige huisjes wordt aangeschopt, vooral door de staatssecretaris zelf. Bleker bezuinigt meer dan zeventig procent op natuurbeleid – en de volksopstand blijft uit.
Net als bij de kunsten wordt nauwelijks nog over intrinsieke waarden gesproken. Wat geldt is rendement. De instanties die over natuurbehoud gaan wordt hetzelfde verweten als de culturele instellingen. Te veel in zichzelf gekeerd, verslingerd aan een gedachtegoed dat onwerkelijke trekken heeft gekregen: de korenwolf regeert.
Waarom hebben de natuurbeschermers zich zo gemakkelijk in het defensief laten dringen? Is het enkel en alleen de botheid van Bleker? Was het maar waar. In zijn voorwoord bij de donderdag gepresenteerde Natuurverkenning 2010-2040 verwoordt de directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving Maarten Hajer het subtiel: „Natuurbeleid was de laatste decennia sterk gericht op het behoud van biodiversiteit [...] Aandacht voor de achteruitgang van vooral kwetsbare plant- en diersoorten heeft een sterk procedureel en juridisch karakter gekregen. De aandacht voor beleving en benutting van natuur is op de achtergrond geraakt.”
De woorden van Hajer gaan over natuurbeleid, maar je kunt ze toepassen op alle andere gebieden waarop ons eens zo vaste geloof aan het wankelen is gebracht – op het gebied van het kunst- en cultuurbeleid, maar ook op het integratiebeleid en op de Europese eenwording. Op al die gebieden is het idealisme sterk verambtelijkt. Bevlogenheid lijkt te hebben plaatsgemaakt voor procedure, men lijkt eerder bezig met het halen van quota en het volgen van richtlijnen, dan het kweken van draagvlak bij de samenleving.
De burger is buitenstaander. Hij voelt dat er iets voor hem wordt afgeschermd. Vertegenwoordigers van het geïnstitutionaliseerde idealisme spreken weliswaar nog vanuit een algemeen belang, maar dat belang wordt niet meer gevoeld.
En zo krijgen cynici ruim baan. De politicus die populariteit zoekt werpt zich op als vertegenwoordiger van belangen in plaats van idealen.
Zoals de wereld van kunst en cultuur met zichzelf in discussie moet om een nieuwe verhouding tot de samenleving te vinden, zo moeten vertegenwoordigers van het natuurbeleid nieuw elan vinden om betrokkenheid te wekken bij de burger voor zijn natuurlijke omgeving. Geen procedures – hartstocht.