Mohammed Benzakour (1972) is schrijver en dichter.
Hij beveelt aan: Twee zinnen uit De Titaantjes (1915) vanNescio.
„Wat de Titaantjes schrijnend mooi maakt', is de honger van de hoofdpersonen om boven de middelmaat uit te stijgen: hun drang zich te onttrekken aan de ingedutte volgzaamheid van het systeem. En toch falen zij.
„Ik heb twee zinnen uitgezocht waarin die schoonheid van het leven wordt gevangen, èn de pijn: ‘Toen kwam er een meisje met een viool in de tram en keek met haar zwarte oogjes naar de puntjes van haar schoentjes, en ik keek naar de ronding van haar zomermanteltje en vergat die nette heren...’
En een paar bladzijden verder: ‘...Buiten scheen de lentezon in de troosteloze straat. Mijn God, hoe kon zo’n straat bestaan. ’t Meisje in de tram had ik vast niet mogen zoenen, maar zo’n straat mocht bestaan. Dat mocht.’
„De invalshoek van deze gedachte is uniek en waarachtig. Nee, ik vind niet dat je zomaar ieder meisje in de tram mag aangrijpen. Het gaat om de diepere drang naar schoonheid en intimiteit. Om de rebellie tegen plichtplegingen en regeltjes. In deze twee zinnen van Nescio lees ik de drang van de mens om vrij te zijn. Dat is geluk: in vrijheid te leven. In de koran wordt geleerd dat je in de hemel komt als je je aan alle regels houdt. Voor mij zijn de regels de hel.
„Die vrije manier van denken is de gemiddelde moderne mens bijna verleerd. We vinden allemaal hetzelfde mooi en allemaal hetzelfde lelijk. Alle neuzen dezelfde kant op. Er is een enorme groepsdwang. Ik zie het bij mijn neefjes en nichtjes, autonomie telt niet meer, anders vallen ze buiten de boot. Er is een grote illusie van vrijheid, maar meer dan ooit worden we gekneed tot dezelfde poppetjes.
„De kern is: onafhankelijk denken, in combinatie met een immens kritische binnenwereld. Die binnenwereld is vele malen groter dan de wereld waarin zij leven – dát maakt de Titaantjes tot een geestelijk groots boek. Zij proberen alles te begrijpen en te bevatten maar ze verzanden. Omdat er constant cynisme op de loer ligt, omdat zij ouder worden en omdat zij moe zijn. Daarom is dit boek zuivere literatuur en alleen daarom. Ik geloof in een leven van grote doorvoeldheid, waarin alles wat gebeurt van belang is. Een leven waarin geen plaats is voor lelijkheid en geestelijke gevangenschap.”