Nergens is Europa zo dichtbij als in Maastricht. De Europese regeringsleiders sloten daar in 1992 een verdrag voor meer samenwerking én de invoering van de euro. In Maastricht pinde toenmalig minister van Financiën Gerrit Zalm tien jaar later de eerste Nederlandse contante euro’s.
Maar weer tien jaar later komt er vanuit Maastricht geen spannende nieuwe stap naar een Europees project. Het Academisch Ziekenhuis Maastricht schrapt de gezamenlijke investering met de Universiteitskliniek Aken à 250 miljoen euro in een hart- en vaatziekenhuis op de Neder-Duitse grens. Precies een dag daarvoor had het ziekenhuis zich met andere partners, zoals de provincie Limburg en DSM, wel gecommitteerd aan investeringen van samen 180 miljoen euro in een zogeheten Health Campus in Maastricht en de Chemelot Campus in Sittard-Geleen.
De Nederlandse en de Duitse ziekenhuizen hebben jaren gewerkt aan het project, maar vinden de risico’s nu „gezien de onzekerheid rond de toekomstige politieke besluitvorming” te hoog. Zij zoeken verder naar andere manieren voor samenwerking.
Het gezamenlijke ziekenhuis zou om zeker twee redenen een mooie test zijn geworden voor Europese samenwerking. De eerste is de vraag: hoe werkt de grensoverschrijdende samenwerking in de gezondheidszorg, gezien de ervaringen met zulke fusies de laatste veertig jaar van bedrijven, om te beginnen Nederlandse.
Staalfabriek Hoogovens en vliegtuigfabriek Fokker zagen hun samengaan met Duitse partners in de jaren zeventig van de vorige eeuw mislukken. De Amro Bank fuseerde nooit met de Belgische Generale Bank. De fusie van Amev/VSB met de Belgische verzekeraar AG ontpopte zich in de vorm van Fortis als een Belgische onderneming. De fusie van Elsevier met de Britse uitgever Reed baarde een Britse onderneming.
Les één in Europa: iemand moet de baas zijn, anders werkt het niet. De grootste grensoverschrijdende fusiepoging, de eurozone, leert dat nu ook. Bondskanselier Angela Merkel is de facto eurochef.
De tweede reden voor teleurstelling om de gesneefde investering is de rol van Limburg als trendsetter, niet alleen met de euro. Bevolkingskrimp en vergrijzing zijn twee trends die Limburg nu al aan den lijve ervaart. Limburg kan zelf industriepolitiek bedrijven, omdat de provincie een miljard euro achter de hand heeft. Het ligt dan voor de hand om gezondheidszorg als een hoeksteen voor publieke investeringen te kiezen. Specialisten als Philips en DSM zijn nabije buren en over de grens zijn genoeg extra klanten.
Een gezamenlijke investering zou ook prima moeten passen in twee thema’s in het regeringsbeleid in Den Haag. Het eerste thema is concentratie van gespecialiseerde zorg om de kwaliteit te verhogen en de zorgpremielasten voor burgers en bedrijven te beheersen. Het tweede thema is investeren in innovaties in negen topsectoren, waaronder uitgerekend de sector Life Sciences & Health.
Maar juist het nationale karakter van deze thema’s en de daaraan gekoppelde nationale regels en nationale subsidies en premiegelden zijn fnuikend voor ongewone oplossingen die verder kijken dan de grenspaaltjes. Dat is les twee.
Een stap over de grens biedt voorstanders van Europese samenwerking een concrete proeftuin vol voordelen. Limburg is de politieke bakermat van Geert Wilders (PVV) én Maxime Verhagen (CDA). Waarom helpt het kabinet dit (of een vergelijkbaar) initiatief niet? Hier werkt ‘Europa’ van onderop, niet van bovenaf. Superzorg dankzij Europa bekt beter dan bezuinigen op last van Brussel.
menno tamminga