Noem het nieuwe stadhuis van Zaandam geen ‘opgepompte Zaanse huisjes met fantasiegevels’. Want dan wil architect Sjoerd Soeters je in een lang college op zijn kantoor in Amsterdam precies uitleggen dat het door hem ontworpen Zaanse stadhuis veel meer is.
Het college begint met de omgeving van het stadhuis en de geschiedenis van Zaandam. „Zaandam is eigenlijk geen stad”, zegt Soeters terwijl hij in hoog tempo oude kaarten, prenten en foto’s laat zien. „Het begon als het oudste industriegebied ter wereld, met honderden molens, fabriekjes en werven. De meeste stonden langs de rivier de Zaan waarin een dam was gelegd. Aan de sloten die dwars op de rivier ontstonden, werden woningen gebouwd, meestal van hout.”
In de loop van de eeuwen werd de bebouwing dichter. De meeste gebouwen stammen uit de 19de en 20ste eeuw, toen in een steeds hoger tempo lukraak wegen en spoorwegen werden aangelegd, grachten gedempt en fabrieken, kantoren, winkelcentra en nieuwbouwwijken werden gebouwd. „Het resultaat was dat het centrum van Zaandam aan het einde van de 20ste eeuw leek op Grozny na Russische beschietingen”, zegt Soeters.
Hij laat foto’s zien van het vroegere, desolate stadscentrum van Zaandam. „Het was een totale chaos, met unheimliche openbare ruimtes. Mensen wisten ondanks de honderden verkeersborden niet waar ze moesten lopen of fietsen. Met verschrikkelijke architectuur ook, zoals die grijze toren die tot voor kort het trotse hoofdkantoor van Albert Heijn was. Toen de gemeente me vroeg om te kijken naar het stadscentrum, wilde ik dat dan ook slechts op één voorwaarde: dat men bereid was om de schop héél diep in de grond te steken.
„De desolate vlaktes moesten verdwijnen. Een stadscentrum moet bestaan uit compacte ruimtes: geen spaces, ruimtes rondom losstaande gebouwen, maar rooms, ruimtes die rondom worden ingesloten door gebouwen. Hoe dat moet, kunnen we leren uit het verleden. Maar dat kun je niet kopiëren. De omstandigheden zijn anders dan in de historische stad. Je moet de traditie voortzetten door die hier en daar ingrijpend te vernieuwen.”
Met de gemeente en ontwikkelaars ontwierp Soeters Van Eldonk architecten een grootscheeps plan voor het Zaanse centrum dat de naam Inverdan kreeg. Belangrijkste uitgangspunt is een verbinding voor voetgangers en fietsers tussen het stadscentrum en een grote woonwijk over de provinciale weg én het spoor heen. Langs deze verbinding komen woningen, winkels, een bibliotheek, een hotel met vergaderzalen boven de provinciale weg, een multiplexbioscoop en het nieuwe stadhuis met busstation.
Maar het plan omvat meer dan alleen gebouwen. „De gedempte Oude Gracht, die nu veel te breed is voor een goede winkelstraat, wordt weer uitgegraven”, zegt Soeters.
De architectuur van de nieuwe gebouwen in het centrum moest aansluiten op de oude bakstenen fabrieksarchitectuur of op de traditionele, houten woonhuizen van Zaanstad, bepaalde Soeters. „We leven in het tijdperk van de mondialisering waarin gebouwen er over de hele wereld hetzelfde uitzien”, zegt Soeters. „Maar een gemeente als Zaanstad kan niet concurreren met Dubai of Peking, met hun wolkenkrabbers van staal en glas. Zaanstad moet juist zijn wereldberoemde eigen architectuurtraditie koesteren, door gebouwen te maken met voorzetgevels van twee planken dik, in een breed palet van groen tot blauw, met witte ornamentiek en lijsten. Dan gaan Aziatische toeristen niet alleen naar de Zaanse Schans, maar ook naar het centrum.”
Vorig jaar werden het winkelcentrum met woningen, de bioscoop en het spectaculaire hotel met gevels van op elkaar gestapelde Zaanse huisjes opgeleverd. Volgende week is het stadhuis klaar en trekken de ambtenaren erin. Over enkele jaren moet het hele centrum voltooid zijn.
Voor het ontwerp van het stadhuis dook Soeters ook in de geschiedenis. „Ik vroeg me af hoe die Zaanse huisjes zo zijn geworden. Eigenlijk zijn het niet meer dan versierde schuren, ‘decorated sheds’ zoals de Amerikaanse postmodernisten Robert Venturi, Steven Izenour en Denise Scott Brown ze noemden in hun boek Learning from Las Vegas uit 1972. Een Zaans huis heeft vaak een versierde gevel die niet correspondeert met het achterliggende simpele huisje met puntdak. De gevel staat er als een scherm los voor, net als bij een saloon in een cowboystadje.”
Zaankanters hebben de neiging een beetje besmuikt te doen over hun Zaanse huisjes, merkte Soeters bij het maken van zijn ontwerp.
„Ze zien die nauwelijks als serieuze architectuur. Ten onrechte, want ze staan in een lange respectabele, Europese traditie. Kijk, dit is de Santa Maria Novella in Florence, een kerk die in alle architectuurgeschiedenisboeken staat. Het is een gotische basiliek die in de renaissance een nieuwe voorgevel kreeg van Leon Battista Alberti. De gevel is een versierde muur die voor de basiliek is geplaatst, als een gezicht naar het plein toe, of beter: als een masker.”
Zulke losse fronten zie je ook vaak bij gotische kerken, zoals de kathedraal in Orvieto, zegt Soeters. „Ook Nederlandse grachtenhuizen hebben ze. Het zijn pronkstukken, versierd met pilasters, frontons die de aannemers – er kwam meestal geen architect aan te pas – uit boeken van Italiaanse architecten als Scamozzi haalden. Het belangrijkste verschil met de Italiaanse voorzetgevels is dat de Nederlandse veel dunner zijn. In Italië zijn ze vaak een meter dik, van natuursteen en met veel reliëf. In Nederland zijn ze twee bakstenen dik met hoogstens een dun laagje natuursteen; gebouwen moesten in het Nederlandse moeras tenslotte licht zijn. Langs de Zaan, waar de bodem buitengewoon drassig is, werden de voorzetgevels gemaakt van hout.”
Maar ook die werden versierd met de klassieke elementen van Europese renaissance- en barokarchitectuur, op een bijna grafische manier, zegt Soeters. „Zo zijn Zaanse huisjes niets anders dan wereldberoemde architectuur vertaald in twee planken dik.”
Zulke gevels moest het nieuwe stadhuis van Soeters ook krijgen, maar dan wel met verwijzingen naar hedendaagse wereldberoemde architectuur. Hij wijst op een driehoek: „Deze verwijst naar de glazen piramide van het Louvre in Parijs van I.M. Pei. En deze ongelijke stokken met dwarslatjes verwijzen naar het Jean-Marie Tjibaou Cultureel Centrum van Renzo Piano, op Nieuw-Caledonië. Twee planken dik in groen en wit. De gevel met een cirkel bovenop een rechthoek is ontleend aan de architectuur van Aldo Rossi. Zo verwijst elke gevel naar werk van een bekende architect of populaire cultuur.”
Niet alle versieringen van de gevels zijn afkomstig van beroemde ontwerpen. De bovenkant van de gevel met de licht- en donkergroene blokjes is geïnspireerd door het computerspelletje Tetris. De onderkant, met de luiken, is een bewerking van oud-Zaanse architectuur.
Maar al zijn bijna alle gevels versierd, het Zaanse stadhuis is geen ‘versierde schuur’, met simpele ruimtes achter de gevel. Het is een huis op stelten, met op de begane grond een busstation. Boven het busstation ligt een lange balk die de ruggengraat van het stadhuis vormt. In de balk zitten onder meer ruimtes voor het archief en flexibel werken. Tegen de balk staan, aan weerszijden in een verspringend ritme, de ‘werkhuizen’ met de Zaanse gevels voor de 800 ambtenaren.
De toegang voor het stadhuis ligt aan het opgetilde stadhuisplein, waaromheen onder meer de publiekshal, de raadszaal en de trouwtoren liggen. „De trouwtoren heeft aan weerszijden ter hoogte van de dakgoot twee cirkels gekregen”, zegt Soeters. „Dat zijn twee trouwringen. Een grote klok staat ertussen. De ringen komen in de top bij elkaar en op de overlapping van de ringen is een ‘makelaar’ geplaatst met een typisch Zaanse slingerende staart. Zo’n makelaar is een verticaal bouwelement waarmee de top van een gevel in Noord-Holland wordt gemarkeerd. Het is dus een technisch detail, maar je kunt er ook een omlaag zwemmende spermatozoïde in zien.”
Bernard Hulsman