Alle naoorlogse regeringen hebben gefaald waar het ging om het bij de tijd brengen van de bestuurlijke indeling van ons land. De driedeling van Thorbecke – met Rijk, provincies en gemeenten – staat op papier nog recht overeind, maar de praktijk is door de jaren heen ver van deze drie lagen van bestuur af komen te staan.
Allerlei hulpstructuren werden bedacht om de maatschappelijke ontwikkeling van schaalvergroting en grotere mobiliteit op te vangen. Gemeenten kregen de mogelijkheid via ‘gemeenschappelijke regelingen’ samen te werken op terreinen waarvoor de gemeentelijke schaal te klein was – bijvoorbeeld gezamenlijke muziekscholen, vuilophaal en bedrijfsterreinen. In de jaren negentig werden rond grootstedelijke gebieden regionale besturen gevormd. Deze speelden een belangrijke rol bij het inrichten van nieuwe woongebieden (Vinex) en het stroomlijnen van het openbaar vervoer.
In diezelfde tijd werd ook de politie gereorganiseerd, in 25 politieregio’s, inclusief een speciale dienst voor nationale taken (verkeer, criminaliteitsbestrijding): het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Daarmee kwam een eind aan het verschil tussen gemeentepolitie – in gemeenten van meer dan 25.000 inwoners, later 40.000 – en de Rijkspolitie, die vooral werkte op het platteland. De Rijkspolitie viel onder de minister van Justitie. Voor de gemeentepolitie was de minister van Binnenlandse Zaken de uiteindelijk verantwoordelijke.
De reorganisatie bracht met zich mee (Politiewet 1994) dat alle politiediensten kwamen te vallen onder Binnenlandse Zaken – uiteraard mede aangestuurd door de minister van Justitie, via het onder hem vallende Openbaar Ministerie. Intussen werden ook de rampenbestrijding en de (grootschalige) brandweeractiviteiten georganiseerd op regionale schaal, waarbij aansluiting werd gezocht bij de regio’s van de politie.
De enige constante die men kan constateren is dat gemeenten in aantal aanzienlijk zijn teruggebracht. Zo’n vijftig jaar geleden kende Nederland nog ruim duizend gemeenten. Nu zijn het rond 400. Ik heb dat proces – ook toen ik korte tijd minister van Binnenlandse Zaken was (1998-2000) – altijd gesteund. Als principieel voorstander van een stevige decentralisatie in een centraal bestuurd land als het onze wilde ik de centralisten het argument uit handen nemen dat decentralisatie niet mogelijk was, omdat de meeste gemeenten te klein waren om nieuwe taken op zich te nemen – want daar hadden zij wel een punt. Daardoor kon het gebeuren dat in het kabinet-Kok II (1998-2002) – ik zat erbij en keek ernaar! – de jeugdzorg werd georganiseerd op het niveau van de provincie. Dit was redelijk bespottelijk. De jeugd houdt zich daadwerkelijk op in gemeenten en niet in de provincie. Deze dure weeffout wordt inmiddels hersteld.
Het kabinet-Rutte/Verhagen heeft het er op het terrein van het binnenlands bestuur niet beter op gemaakt. Zo wordt de politie geheel onder het ministerie van Justitie gebracht – in de vorm van een nationale politie, die wordt opgedeeld in tien districten. Deze rijkspolitie zal onvermijdelijk verder weg komen te staan van het openbaar bestuur (burgemeester, gemeenteraden). Ten principale hoort de politie in het hart te zitten van het binnenlands bestuur, dat in een democratie immers hoort toe te zien op het goede verloop van de maatschappelijke en openbare orde. Als men dan toch een steviger greep op de openbare orde en criminaliteit had willen verwerven, was het beter geweest Binnenlandse Zaken en Justitie samen te voegen, vergelijkbaar met wat men in het Verenigd Koninkrijk het Ministry of Home Affairs noemt.
Wat doen we met de Veiligheidsregio’s, die weer een andere schaal hebben dan de nieuwe districten van de Nationale Politie? Waarom worden regio’s rond grote steden afgebouwd, die nuttige werkzaamheden verrichten op het terrein van het openbaar vervoer? Waarom worden provincies kunstmatig in leven gehouden, door daar rijkstaken neer te leggen? Wat is de zin van een ‘Infrastructuur Autoriteit’ voor de Randstad en van de samenvoeging van een drietal provincies – Noord-Holland, Utrecht en Flevoland? Dit laatste doet mij denken aan het opvoeren van vier landsdelen in het regeerakkoord van het kabinet Kok II. Hiervan is nooit meer iets vernomen, omdat het zo ondoordacht was.
Het is daarom te hopen dat veel van de voornemens van het kabinet-Rutte/Verhagen zullen stuklopen, door hun eigen onlogica en door de lappendeken van de verschillende schalen waarop het binnenlands bestuur wordt gereorganiseerd. Omdat een simpel, overzichtelijk en goedkoper binnenlands bestuur noodzakelijk is – waarvoor een tijdrovende grondwetswijziging niet te vermijden valt – pleit ik ervoor een ‘commissie-Thorbecke’ in te stellen. Hierin wijzen knappe koppen ons de weg naar een helder openbaar bestuur, met een duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheden. Binnen een jaar kan worden gerapporteerd, omdat alles eigenlijk al eerder is bestudeerd.
Wat mij betreft, kan worden volstaan met drie lagen – gemeenten, regio’s en het nationale niveau. Dan kan er eindelijk eens een einde komen aan het ratjetoe aan nieuwe constructies die verantwoordelijkheden zoekmaken, waarbij in crisissituaties onduidelijk is wie had moeten handelen en wie verantwoordelijk is, laat staan dat vertegenwoordigende organen nog iets te zeggen hebben.
Bram Peper is oud-minister (Binnenlandse Zaken, PvdA) en voormalig burgemeester van Rotterdam. Dit stuk verscheen eerder op leefbaarrotterdam.nl