Het is niet moeilijk te raden wat er achter het Mahari-hotel is gebeurd. De lijken liggen over de hele lengte van het gazon aan het strand. Sommigen dragen ziekenhuisverbanden, bij anderen zijn de handen op de rug gebonden. Allemaal zijn ze doodgeschoten, afgaande op de staat van ontbinding een dag of vier geleden. En het kan bijna niet anders dan dat ze geëxecuteerd zijn door rebellen uit Misrata. Ofwel: door anti-Gaddafi-strijders van de Nationale Overgangsraad in Libië.
„Als dit wordt bevestigd, is het zonder twijfel het ergste wat we gezien hebben van de kant van de rebellen”, zegt Peter Bouckaert van Human Rights Watch. De mensenrechtenorganisatie bracht het nieuws over de massa-executies gisteren naar buiten. „De lijken liggen allemaal op een rij achter het hotel”, zegt Bouckaert. „Er zijn geen tekenen dat hier een gevecht heeft plaatsgevonden.”
Over de daders bestaat weinig twijfel. Ze hebben hun visitekaartje achtergelaten. De muren staan vol met graffiti van de Tijgerbrigade uit Misrata. Het Mahari-hotel, aan de rand van Sirte, was al sinds begin oktober in handen van de brigade.
Minder duidelijk is wie de doden zijn. Volgens Faraj al-Hamali (43), die in het restaurant van het hotel werkte, lagen er minstens tachtig lijken. Op zondag telde Human Rights Watch er 53; gisteren waren vrijwilligers uit Sirte het laatste dozijn aan het verwijderen. „De rebellen zijn erger dan Gaddafi”, zegt Faraj door zijn mondmasker heen. „Ze hebben alles verwoest in Sirte. Waar moeten wij nu leven?” Dit, zegt hij, is „de wraak van Misrata”.
Op de kapotgeschoten en onder water gelopen hoofdstraat staat een jongeman met een rode capuchon. Hij heeft de pech dat zijn achternaam Gaddafi is. „Mijn broers en ik waren de laatsten om Sirte te verlaten en we zijn als eersten teruggekomen”, zegt Mohammed Gaddafi. „Waar moeten we anders naartoe? We zaten in tenten in de woestijn.”
Op de tweede dag kwam Mohammed rebellen uit Misrata tegen. Die zijn makkelijk te herkennen omdat ze al hun voertuigen zwart hebben geschilderd. „Toen ik mijn naam zei, hebben ze me in het water gegooid en afgeranseld. Ze hebben mij een dag vastgehouden totdat een rebel uit Benghazi het voor mij opnam.”
Een groepje rebellen komt aanslenteren door de lege straat. Ze komen uit Ajdabiya en Brega in het oosten. Het is hun taak om de burgers van Sirte te beschermen, zeggen ze. „We hebben de collega’s uit Misrata gevraagd om wat zachter om te springen met burgers. Sirte wordt nu grotendeels gecontroleerd door rebellen uit het oosten en uit Sirte zelf. Er zijn nog maar een paar eenheden uit Misrata. Het komt wel goed”, zegt Hathiya Ali Salin Jadren.
De 27-jarige Sadik Ahmed Mohammed, in een shirt met Miami erop, wil het best geloven. „Maar ’s nachts komen die rebellen van Misrata terug. Ze rijden al schietend door de straten”, zegt hij op een straathoek in zijn verwoeste buurt.
Beetje bij beetje keren de burgers terug. Maar de meesten komen alleen om wat huisraad te redden. „Er is geen water of elektriciteit, maar vooral: er is geen veiligheid”, zegt Mohammed. „We zijn allemaal bang van de rebellen van Misrata. De Nationale Overgangsraad moet hun dringend de wapens afnemen.”
In een van de weinige min of meer intacte gebouwen in Sirte zitten Salah Al-Baida en Adil Nasr achter een groot bureau. Al Baida en Nasr zijn de chef en de nummer twee van de Sirte-brigade, rebellen uit Gaddafi’s bolwerk. Eerst vertellen ze het gebruikelijke verhaal: „We zijn allemaal Libiërs nu.” De verwoesting in de stad is het gevolg van de gevechten, zeggen ze, en wat er in het hotel is gebeurd, dat weten ze niet. Dan, voorzichtig: „De rebellen uit Misrata hebben vreselijke dingen gedaan, maar we nemen het hun niet kwalijk: zij hebben erg geleden onder het beleg door de Gaddafi-troepen.”
Uiteindelijk laat Nasr zich gaan. „Ik heb zelf maanden meegevochten in Misrata. Mijn broer in Sirte is gearresteerd omdat ze daar waren achtergekomen. We hebben niets meer van hem gehoord. En nu kunnen we niet eens onze families terugbrengen. De rebellen van Misrata hebben hele straten verwoest. Mijn huis is verwoest.” De Nationale Overgangsraad moet iets doen voor Sirte, zegt hij. „Er zijn slechte rebellen, dieven. Ze hebben hier alles meegenomen, van de kleinste auto tot de vuilniswagens. We moeten helemaal opnieuw beginnen.”
Ze hebben het probleem besproken met de militaire raad van Misrata, zegt chef Al-Baida, maar daar zeiden ze dat ze zelf geen controle hebben over de troepen. „Met Gaddafi en zijn troepen mogen ze doen wat ze willen”, zegt Nasr, „maar als de rebellen op dezelfde manier tekeergaan als de Gaddafi-soldaten, dan is de revolutie voor niets geweest.”