Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Taal

Siblings, geschwister, syskon, en…?

Vandaag verschijnt Het Beroemde Broer en Zus Boek. Waarom bestaat er eigenlijk geen Nederlandse overkoepelde term voor ‘Siblings’ of ‘Geschwister’?

De Engelsen zeggen siblings, de Duitsers Geschwister, de Zweden hebben syskon, de Noren søsken en de Denen zeggen søskende. En de Nederlanders? Die zwijgen.

Triviaal maar waar: in het Nederlands bestaat er geen afzonderlijke term voor broers en zussen. Geen pakkend verzamelwoord voor deze familierelatie waar de mens zijn leven lang mee zit opgescheept. En dus klinkt de Nederlandse vertaling van ‘Siblings’ of ‘Geschwister’ pover: ‘broer(s) en/of zus(sen).’

Lelijker kan niet.

Waarom is dit? Hoe kan het dat onze buurlanden met hun zustertalen wél een containerbegrip hebben voor broers en zussen, en de Nederlanders niet?

Taalkundige Nicoline van der Sijs heeft een verrassend antwoord. „Mogelijk heeft het woord wél bestaan, in het Middelnederlands. Tussen 1200 en 1500.” Van der Sijs pakt het Middelnederlands woordenboek erbij. „Hier staat het. Gesuster. Vooral in het meervoud gebruikt. Gesustere.” Ze leest een paar citaten voor van omstreeks 1350 die misschien duiden op het bestaan van het woord. Maar Van der Sijs houdt een slag om de arm: „Als het al bestaan heeft, verdween het ruim voor de zeventiende eeuw. Het woord zal te verwarrend geweest zijn. Het leek natuurlijk

Dit artikel verscheen maandag 3 oktober in NRC Next. Abonnees kunnen het hier lezen.