De puberteit is een helse uitvinding. Te oud om zorg en koestering te willen en te jong om zelfverzekerd de volle verantwoordelijkheid te dragen. Daarom kennen de meeste culturen deze levensfase niet. Je bent kind, en na een korte ceremonie ben je een man en dus klaar om de velden te ploegen. Intussen menstrueren de meiden en kunnen ze worden bevrucht, terwijl de jongens zoveel zaad produceren dat ze er een klein bosbrandje mee zouden kunnen blussen. Maar het brein is nog niet klaar. Terwijl heel je lichaam schreeuwt om de wereld te veroveren, gloeit en broeit het in je hoofd en krijg je het maar niet op een rijtje.
Een schrale troost is dat het voorbij gaat. Een jaar of zes duurt de marteling, onder normale omstandigheden, en dan mag je een rijbewijs halen, een stembiljet invullen of een biertje in de kroeg bestellen.
Voor één bevolkingsgroep gelden deze normale omstandigheden niet: allochtonen. Allochtonen zijn een soort primaten van wie de hersenen nooit helemaal ontwikkeld raken en die eeuwig gevangen blijven in de afschrikwekkende fase van het tienerschap. Ze kunnen er vrij normaal uitzien, maar het zijn fantasten die vooral door hun gebrek aan zelfbeheersing een gevaar vormen voor zichzelf en hun omgeving. Maar allochtonen zijn niet per se zorgelijk. Ze zijn, als je er open voor staat, vooral komisch. Zo komisch als dwergen en mismaakten, voor wie we vroeger een kaartje kochten in het circus.
Filmregisseur Erik de Bruyn probeerde dit uit te leggen, tijdens de persvoorstelling van De President, naar het gelijknamige boek van Khalid Boudou, gevierd schrijver van onder andere Het schnitzelparadijs en Pizza Maffia. Erik de Bruyn probeerde de aanwezige journalisten enigszins gerust te stellen door te benadrukken dat dit een ‘jongerenfilm’ is. Maar omdat het zinnetje te kort was voor een openingstoespraak, vulde hij het aan met de woorden: „Het is ook een onderhuidse politieke satire en een kritiek op het hedendaagse populisme.”
Vervolgens zagen we een film over een allochtoon die in een verkiezingsstrijd verwikkeld raakt tussen de extreem-rechtse Heesters en de knullig-linkse Vlonder. Dankzij zijn beperkte vocabulaire als onontwikkelde aspergesteker steelt de allochtoon de harten van de kiezers en wordt president van het Nederland van 2015, waar het koningshuis net is afgeschaft.
Het klinkt knullig en puberaal, maar dat is de kwestie juist ook: waarom allochtonen behalve buitenstaanders ook altijd pubers blijven. Niet alleen hun ruimte, ook hun tijd is afgebakend. Dat was niet helemaal de bedoeling toen men de term in 1971 bedacht. Nederland wilde af van woordjes als gastarbeider, buitenlander, kleurling of vreemdeling en de ambtenaren kwamen toen met een term op de proppen die louter technisch bedoeld was: allochtoon, iemand van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is. Allochtoon was meteen ook een verzamelnaam voor een aantal problemen: gebrekkige kennis van het Nederlands, laag inkomen, geen tot weinig formele scholing, cultureel niet aangepast. Als je de kenmerken zo bekijkt, zie je dat ze ook redelijk goed van toepassing zijn op gewone pubers. Een allochtone puber vormde dus de perfectie van een persoon met ernstige problemen, die vaak werden samengevat in het woord ‘identiteit’. Identiteit was de benaming voor een welhaast terminale ziekte. Goed nieuws: alleen allochtonen hadden identiteit.
Om mensen met een gebrek kun je goed lachen, weten we door de eeuwen heen. In Nederland in ieder geval sinds 2004, toen Shouf Shouf Habibi uitkwam. De allochtonenkomedie werd een sterk genre, waar de Marokkaanse schrijver Khalid Boudou een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd.
Maar het gaat nu mis, met De President van Erik de Bruyn. Twintig jaar geleden zou de film hilarisch zijn geweest. Maar ik betwijfel of er nu nog een publiek te vinden is dat zich wil vermaken met mensen met een gebrek. Niet dat ik denk dat het publiek veranderd of meer ontwikkeld is; mijn inschatting is dat het publiek tegenwoordig zelfs dommer is dan voorheen.
Nee, het probleem is dat gebrek waarom zo gelachen moet worden. Khalid Boudou, Erik de Bruyn, medescenarioschrijver Marco van Geffen, de hele club van financiers en acteurs als Achmed Akkabi en Najib Amhali, ze hebben geen idee meer hoe Nederland eruitziet. Het gebrek dat migranten vroeger hadden, hun gebrekkige Nederlands, hun gebrekkige aspiraties, hun gebrekkige identiteit, al die gebreken zijn in de loop der jaren veranderd of zelfs verholpen. Het is als die figuur met geamputeerde armen en benen: vroeger kon hij nog wat verdienen door in een kooi te gaan zitten en kunstjes uit te halen met zijn lippen, schouders en heupen. Maar tegenwoordig worden deze figuren voorzien van slimme en nauwelijks van echt te onderscheiden prothesen en valt er niets meer te bewonderen. Ze lopen en werken, bijna als normale mensen.
Zo is het ook met allochtonen gegaan. De tweede generatie allochtonen heeft niet meer de gebreken van de eerste generatie. Ze hebben misschien andere gebreken, maar daar zijn de makers van De President zich totaal niet van bewust. Dus doen ze alsof er toch alleen maar eerstegeneratiemigranten bestaan in 2015, die ergens in Nederland asperges steken, terwijl ze worden bewaakt door gewapende mannen met honden. Ze slapen in barakken als in de Tweede Wereldoorlog of in de Verenigde Staten van lang voor de burgerrechtenbeweging, en wat ze vrezen is een inval van de vreemdelingenpolitie. De verwarring van tijd en plaats hebben de makers van de film nog tot een toppunt gevoerd door de president na de verkiezingen ergens te laten wonen waar het sterk lijkt op Florida, met veel zon en zwembaden en opblaasbaar speeltuig. Niets klopt in het verhaal, niets is logisch of verrassend en op geen enkel moment wordt het grappig.
Maar dat ligt niet alleen aan de makers, vrees ik. Nederland is het enige land in de wereld waar migranten gevangen zijn gezet in het frame van de allochtoon. Dat ooit zo goed bedoelde begrip zal altijd betrekking hebben op een gebrek, of een heel scala aan gebreken. Het is als met de patiënt in een psychiatrische inrichting: hoe normaal je ook doet en hoe gewoon je je ook gedraagt, iedereen weet dat je iets hebt, hoe goed je het ook verborgen houdt. Wie eenmaal allochtoon is, komt er niet meer van af; je kunt het van generatie op generatie voortzetten. Als het aan de politici ligt zullen mijn kleinkinderen ook weer allochtoon zijn. Een allochtoon is en blijft iemand met een mismaaktheid, en daarin verschilt Nederland van de rest van de wereld.
Toen in Londen deze zomer migrantenjongeren aan het plunderen sloegen – in het begin waren het bijna uitsluitend jongeren met ouders uit West-Indië en Azië – was de kop van een ochtendkrant: ‘What’s wrong with our children’. Zoiets zou nooit in Nederland kunnen. Hier zouden we het met het grootste gemak kunnen hebben over allochtone relschoppers, maar nooit over ‘onze kinderen’.
De fout die in een film als De President wordt gemaakt, is niet dat ze ons willen laten lachen om de gebreken van allochtonen. Ze hebben alleen de verkeerde gebreken gebruikt, gebreken die onze ouders misschien hadden. De tweede generatie allochtonen heeft andere gebreken, en de taak van komedieschrijvers is ze nu te vinden, zodat we de allochtonen weer heerlijk kunnen uitlachen. Heus, de eeuwige pubers, zoals we allochtonen definiëren, bezitten nieuwe lachwekkende kenmerken. Aan de gebreken van de eerste generatie valt geen eer meer te behalen, sorry.