De Russische staatsmedia waren de afgelopen week druk bezig het beeld weg te poetsen dat het Kremlin in Libië voorlopig buitenspel staat. De steun van de (anti-westerse) politieke elite van Rusland aan zijn jarenlange bondgenoot Gaddafi is het Kremlin duur komen te staan, vooral op het gebied van zijn omvangrijke handelsbelangen. En omdat die belangen de machtselite vooral in de eigen portemonnee treffen, moest er gered worden wat er te redden viel.
Donderdagochtend erkende Rusland daarom gauw de voorlopige regering in Tripoli – een voorwaarde om mee te doen aan de wederopbouwconferentie in Parijs en een poging om verdere imagoschade te voorkomen. Tegelijkertijd deelde Michail Margelov, de speciale vertegenwoordiger van president Medvedev voor Afrika, mee dat zijn land al maandenlang intensief contact had met de rebellen in Benghazi. ‘Vertrouw ons nu maar’, leek de boodschap aan de nieuwe Libische machthebbers te zijn. Door de NAVO-luchtacties boven Libië diezelfde dag in strijd met het internationale recht te verklaren en te zeggen dat de wederopbouw van het land alleen onder auspiciën van de VN mag plaatsvinden, manifesteerde Rusland zich voor eigen publiek bovendien als de enige echt rechtschapen grootmacht ter wereld.
Op de dag van de Libiëtop bleek ook bij de resterende Arabische bondgenoten van het Kremlin de realiteit anders te zijn dan gedacht. Zeker toen bekend werd dat Rusland in Syrië miljarden dollars verliest als gevolg van het optreden van president Assad tegen zijn opstandige bevolking.
Rusland was de afgelopen week wel trots op de ondertekening van het miljardencontract tussen staatsoliemaatschappij Rosneft en ExxonMobil. Breeduit werd die plechtigheid in alle media vertoond, ook omdat premier Poetin erbij was. Dat de Moskouse kantoren van BP, de afgevallen concurrent van ExxonMobil, de volgende dag bezoek kregen van zwaarbewapende agenten die de boekhouding kwamen confisqueren, was als een soort macho-boodschap: ‘Speel het spel volgens onze regels’.
President Medvedev wendde zijn blik vooral op het binnenland. Zo kondigde hij woensdag aan dat er op 4 december parlementsverkiezingen worden gehouden. Aangezien iedere Rus daar al vanuitging was de grote vraag wat het nieuws van die mededeling nu precies was.
Het antwoord kwam diezelfde avond in het centrum van Moskou. Daar hadden zich op het Triomfplein zo’n driehonderd oppositieactivisten verzameld om traditiegetrouw op de 31ste van de maand te demonstreren voor eerbiediging van artikel 31 van de Grondwet, dat vrijheid van bijeenkomst garandeert. De bijeenkomst was door het Moskouse stadhuis verboden. Anderhalfduizend politieagenten waren opgetrommeld om dat verbod kracht bij te zetten.
Toch slaagden enkele tientallen betogers erin hun stem te laten klinken. Ze riepen om vrijheid, eerlijke verkiezingen, het opstappen van premier Poetin, een einde aan de politiestaat. Enkele betogers vroegen aan de journalisten waarom het Westen geen einde maakte aan het regime van Poetin, zoals met Gaddafi. Toen kwamen twee activisten van de pro-Kremlinjeugdbeweging Nasji aanzetten, vermomd als John Bull. Ze deelden nagemaakte dollars uit, om te onderstrepen wie de oppositie financiert. Zo’n twintig betogers werden opgepakt; de Nasji-jongeren gingen ongestoord hun gang.
Michel Krielaars