Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Milieu en natuur

Jong bloed verbetert het geheugen van oude muizen

Naarmate we ouder worden, worden het geheugen en andere cognitieve functies geleidelijk minder. Dat is een natuurlijk proces en berust op een afname het aantal stamcellen in de hippocampus, het deel van de hersenen dat nauw betrokken is bij leer- en geheugenprocessen. Niet alleen mensen overkomt dit, ook muizen. Onderzoekers van Stanford University hebben nu in het bloed van muizen stoffen ontdekt die bij dit proces een rol spelen. Ze beperken het vermogen om nieuwe hersencellen aan te maken en hun concentratie neemt toe met de leeftijd (Nature, 1 september).

Hersenstamcellen bevinden zich in twee zogeheten neurogene niches. Eén daarvan ligt in de hippocampus. Omdat deze niches altijd goed doorbloed zijn, verwachtten de onderzoekers dat stoffen in het bloed hun activiteit zouden beïnvloeden. Om dit na te gaan voerden zij een merkwaardige proef uit. Jonge en oude muizen werden operatief aan elkaar gekoppeld, zodanig dat er ook uitwisseling van bloed optrad. Na enige tijd bleek dat de oude muizen meer nieuwe hersencellen aanmaakten dan ze van nature gedaan zouden hebben, terwijl bij de jonge muizen het tegenovergestelde effect optrad.

Een stof in het bloedplasma moest daar verantwoordelijk voorzijn, maar welke? De onderzoekers namen 66 plasma-eiwitten onder de loep waarvan was vastgesteld dat die bij oudere dieren in hogere concentraties voorkomen dan bij jonge. Zes daarvan bleken ook verhoogd te zijn in jonge muizen die aan een oude gekoppeld waren. Het grootste verschil vond men bij eotaxine, een stof die ook een rol speelt bij allergische reacties en astma.

Dat eotaxine een hit was, bleek uit onderzoek van het bloed en de hersenvloeistof van gezonde vrijwilligers, mensen van 20 tot 90 jaar. De concentratie eotaxine blijkt significant met de leeftijd toe te nemen. Bovendien bleek bij het onderzoek van de hersenen van jonge muizen die met eotaxine waren geïnjecteerd dat de aanmaak van nieuwe hersencellen was verstoord en dat dit effect kon worden tegengegaan door toediening van stoffen die de werking van eotaxine blokkeren.

Vermoedelijk is eotaxine niet de enige stof die de activiteit van hersenstamcellen in ouder wordende hersenen remt. De rol van de vijf andere stoffen vraagt nog het nodige onderzoek. Pas als die is opgehelderd, kan gedacht worden aan middelen om de natuurlijke achteruitgang van het geheugen te vertragen.

Huup Dassen