De Franse filosoof Bernard-Henri Lévy kon zijn trots donderdag maar amper bedwingen. De oorlog waarvoor hij zo hartstochtelijk had gepleit bij president Sarkozy heeft het regime van Gaddafi verdreven. Gaddafi zelf was weliswaar nog niet gevonden, en zijn geboortestad Sirte was nog niet bevrijd, maar de omwenteling in Libië is onomkeerbaar. En zonder Frankrijk was dat niet gebeurd.
In het Elysée waren vertegenwoordigers van 49 landen bijeen om over de opbouw van het nieuwe Libië te spreken met de leiders van de Nationale Overgangsraad. BHL, zoals hij in Frankrijk bekendstaat, deed voor de BBC-microfoon zijn best zich in te houden. Het was nu geen moment voor triomfalisme, zei Lévy, gevoelens van rouw overheersten, voor alle Libiërs die de afgelopen maanden zijn omgekomen.
Maar in één adem door sprak hij van een „grootse, gigantische overwinning”. Hij herinnerde er opgetogen aan dat Frankrijk voor het eerst sinds 1918 eindelijk weer een oorlog gewonnen heeft. Iedere Europeaan kon hier trots op zijn.
We beleven een historisch keerpunt, volgens de filosoof, de botsing der beschavingen is voorbij. Want voor het eerst in de moderne geschiedenis zou het Westen een Arabisch land hebben geholpen zichzelf te bevrijden.
George W. Bush, Dick Cheney en Donald Rumsfeld zullen dat niet met hem eens zijn, maar feit is dat de Libiërs nu feestvieren op straat en kunnen beginnen aan de opbouw van een ander en hopelijk vrij Libië. Als Sarkozy dit voorjaar niet zijn nek had uitgestoken, en samen met de Britse premier Cameron het initiatief had genomen voor de westerse interventie, dan was de opstand naar alle waarschijnlijkheid neergeslagen en had Gaddafi nog geheerst.
Frankrijk staat weer vooraan op het internationale toneel, constateren Franse politici en commentatoren tevreden. En dat klopt. De Frans-Britse samenwerking heeft laten zien dat Europa, althans de combinatie van een aantal Europese landen, als machtsfactor in de wereld niet afgeschreven kan worden.
Voor de relatie tussen de Verenigde Staten en Europese landen in de NAVO kan dat grote strategische gevolgen hebben – en trouwens ook voor de verhoudingen tussen de Europese landen onderling. Opmerkelijk is hoe Sarkozy nu spreekt over de NAVO, die hij aanvankelijk geen grote rol in de oorlog had willen geven. Bij de vorige grote Libië-conferentie in Parijs, in maart, had hij secretaris-generaal Rasmussen niet eens uitgenodigd.
Maar al snel bleek dat de operatie niet zonder hulp en coördinatie van de NAVO uitgevoerd kon worden. En deze week zei de Franse president royaal dat het bondgenootschap in Libië „een onmisbaar werktuig ten dienste van onze militaire operaties” was gebleken. De NAVO als werktuig van de Fransen... een functieomschrijving waar sommige bondgenoten misschien nog even aan moeten wennen.
Maar het valt niet te ontkennen dat de NAVO zich in deze oorlog van een nieuwe kant heeft laten zien. Tot voor kort was het ondenkbaar dat Amerika, van oudsher de dominante lidstaat, ooit een andere rol in de alliantie zou spelen dan de hoofdrol. In de Libië-oorlog echter heeft de regering-Obama de Fransen en de Britten welbewust het voortouw laten nemen.
In de militaire uitvoering hebben de Amerikanen de eerste dagen gezorgd voor de uitschakeling van het Libische luchtafweergeschut, omdat geen van de andere bondgenoten daartoe in staat was. Maar daarna stelde Washington zich terughoudender op. Obama en Amerika hebben genoeg andere zorgen aan hun hoofd, dus waarom zouden de Europeanen in hun eigen buurt voor de verandering niet eens de grootste inspanning leveren? Het kwam Obama bovendien goed uit dat nu niet de indruk is ontstaan dat de Verenigde Staten een derde oorlog in een islamitisch land zijn begonnen – terwijl het voorlopige resultaat Washington tevreden stemt.
Is nu het ongelijk bewezen van de sceptici, die waarschuwden niet aan deze oorlog te beginnen? Het is nog te vroeg daartoe te concluderen. De sceptici beweerden niet dat Gaddafi niet afgezet kon worden – toen de militaire interventie eenmaal was begonnen kon de wereld daar op wachten. Waar de critici van de oorlog wel voor waarschuwden, was dat volstrekt onduidelijk was wat er in de plaats van Gaddafi zou komen – en dat is het nog steeds.
Er is nu een Overgangsraad, deels bemand door oude getrouwen van Gaddafi. Wat kunnen wij – en belangrijker: de Libiërs – van hen verwachten? De voorzitter, donderdag in Parijs door de internationale gemeenschap omarmd, sprak als rechter tot tweemaal toe de doodstraf uit over de Bulgaarse verpleegsters die in een onzinnig politiek proces veroordeeld waren voor het opzettelijk met aids besmetten van honderden kinderen. Het is inderdaad nog niet het moment voor triomfalisme.
Juurd Eijsvoogel