Toen drie jaar geleden banken wereldwijd wankelden, dacht ik dat het voorlopig dáár over zou gaan. Het „integratiedebat’’, dat in Nederland inmiddels alle kenmerken van een uit de hand gelopen burenruzie had, zou plaatsmaken voor een discussie over een op drift geraakte wereldeconomie. Als Nederlander juichte ik dat toe. Als columnist leek het me lastig. Het integratiedebat speelde zich voornamelijk af rond de dorpspomp – de bewegingen van de kapitaalmarkten waren een stuk ondoorzichtiger. Twee door mocro’s weggepeste homo’s in Leidsche Rijn discussieert gemakkelijker dan de voor en tegens van credit default swaps.
Ik had gerust kunnen zijn. Niet alleen dachten de meeste Nederlanders er net zo over, waardoor de crisis de afgelopen jaren geen kans maakte tegenover brandende kwesties als de kopvoddentaks en het boerkaverbod. En, wonderlijk, de eurocrisis blijkt gewoon weer het integratiedebat. Voortgezet met andere middelen.
Europa bleek ineens hetzelfde als de multiculturele samenleving: een door verdwaasde idealisten geproclameerde schijneenheid, die solidariteit veronderstelde die er niet was. Ook de gedeelde Europese identiteit, gevierd op talloze gesubsidieerde festivals,bleek een verzinsel. Zwakke broeders waren in een opwelling van economisch humanisme voor vol aangezien; omdat iedereen beter van de euro zou worden, was het gemakkelijk te denken dat iedereen gelijkwaardig was. Toen Griekenland wankelde, was het gedaan met het idealisme. Zelf bezuinigen om een ander land overeind te houden – een land waarvan de bewoners plotsklaps alle kwalijke eigenschappen werden toegedicht die in Nederland aan allochtonen zijn voorbehouden – het was teveel gevraagd.
De eerste die het begreep was Geert Wilders. In zijn tweets verving hij ‘moslims’ door ‘Grieken’. Vijf zetels erbij.
De regeringspartijen bevonden zich ineens in een spagaat. Zolang economie en het nationale integratiedebat twee verschillende zaken waren, was er niets aan de hand; in eigen land kon je onbekommerd op de nationalistische trom slaan terwijl je ondertussen onbekommerd verder sleutelde aan de Europese monetaire unie. Toen die onverwacht speelbal werd van nationalistische sentimenten, was die houding meteen potsierlijk: Rutte die in goedkope oneliners zijn afkeer van het Griekse volk beleed en zich tegelijk committeerde aan miljardenleningen aan dat land.
Die spagaat is inmiddels zo strak dat er snel iets moet scheuren. De schuldencrisis heeft de weeffouten van de Europese Unie blootgelegd. De oplossingen die geboden worden zijn tegenstrijdig. Sommigen willen Griekenland uit de euro zetten, met eventueel nog een paar wankele landen erbij, of de euro gewoon afschaffen. Anderen, zoals Ursula von der Leyen, de Duitse minister van Werkgelegenheid, kiezen juist voor de vlucht naar voren: Europa moet een federale staat worden. Alleen dan kan het uit de crisis komen. „Mijn doel is de Verenigde Staten van Europa.”
Dat klinkt gedurfd – wie dit evangelie verkondigt, kan op bijval uit verlichte kringen rekenen. De eurocrisis laat zien dat wil Europa kunnen functioneren, het gewoon nog meer Europa zal moeten worden. Vanuit economisch oogpunt is het glashelder; schande dat de populisten zich in onverantwoordelijke hetzes verliezen en het volk opzetten tegen wat uiteindelijk alleen maar in het belang van hun portemonnee is.
Mij lijkt het een fatale misrekening. Ik voorspel geen eenheid, ik voorspel opstand. De eurocrisis is slechts ten dele een economische crisis. Hij maakt deel uit van de veel grotere crisis in het naoorlogse humanisme, dat zich als opdracht had gesteld nationalistische aanvechtingen te overstijgen. Wat telde was niet langer cultuur, wortels, volksaard, al die besmette begrippen die het continent tot over de rand van de afgrond hadden gebracht. En een tijdlang werkte het: zesenzestig jaar zonder oorlog.
Dat die verfoeide sentimenten – eigen volk, eigen cultuur, eigen geschiedenis, eigen eigenheid – door de achterdeur van het populisme weer de politiek zijn binnengekomen, is voor veel verlichte geesten nog steeds onbegrijpelijk. Het gaat immers tegen iedere rationele overweging in. Daarom zijn ze steeds opnieuw geneigd zulke emoties als een kortstondig misverstand af te doen, weg te wuiven als de spelletjes van populisten. Dat is levensgevaarlijk.
De bezuinigingen zullen die sentimenten alleen maar versterken - rationeel of niet rationeel. Wie de crisis in Europa wil bestrijden, zal die crisis eerst onder ogen moeten durven zien.