Twee Keniaanse politici, die terechtstaan bij het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag voor hun aandeel in het geweld na de presidentsverkiezingen begin 2008, zouden mensen hebben betaald om aanhangers van de oppositie aan te vallen.
Voormalig onderwijsminister William Samoei Ruto en voormalig industrieminister Henry Kiprono Kosgey zouden ook wapens en kaarten hebben uitgedeeld waarop de woningen van doelwitten gemarkeerd stonden. Dat hebben getuigen vandaag in Den Haag verklaard, meldt persbureau Reuters.
Verdachte is presidentskandidaat
Ruto, Kosgey en journalist Joshua Arap Sang worden beschuldigd van geweldadige misdaden tegen de menselijkheid, waaronder moord en verkrachting. De rechtszaak is pikant, omdat Ruto kandidaat is voor de presidentsverkiezingen van volgend jaar.
Meer dan 1.200 mensen vonden de dood bij geweld nadat op 30 december 2007 de zittende president Mwai Kibaki de presidentsverkiezingen van Kenia won. Onmiddellijk daarna braken rellen uit. Volgens de oppositie was er gesjoemeld met de uitslagen en ook westerse topdiplomaten noemden de uitslag ongeloofwaardig.
Aan het geweld kwam in februari 2008 een einde door een overeenkomst tussen Kibaki en zijn politieke rivaal Raila Odinga. Odinga werd premier onder president Kibaki. In het akkoord werd opgenomen dat de schuldigen aan het geweld zouden worden vervolgd – door het ICC of door lokale rechters. Veel parlementariërs leken lange tijd te opteren voor het ICC, omdat de daders in Kenia vrijuit zouden gaan.
Eind vorig jaar sprak het Keniaanse parlement zich echter in grote meerderheid uit voor opzegging van de samenwerking met het ICC nadat hoofdaanklager Luis Moreno-Ocampo, zes Kenianen beschuldigde van verantwoordelijkheid voor de geweldsgolf in Kenia van eind 2007 en begin 2008. Een Keniaans verzoek om het gerechtelijk onderzoek door het ICC te seponeren, werd dinsdag afgewezen. Gisteren vond de eerste hoorzitting in Den Haag plaats.