De Nederlandsche Bank en de DNB-directie worden niet vervolgd voor schending van hun geheimhoudingsplicht. Dat heeft het OM in Amsterdam besloten. Dirk Scheringa had aangifte gedaan, omdat een lek vanuit DNB volgens hem de ondergang van zijn DSB Bank inleidde.
Een jaar na het faillissement van zijn DSB Bank in oktober 2009 deed Dirk Scheringa aangifte tegen De Nederlandsche Bank en vier directieleden voor het schenden van de geheimhoudingsplicht. Volgens Scheringa had DNB informatie verstrekt “aan derden” over de noodregeling die was aangevraagd voor de DSB Bank.
Het OM bepaalde vandaag dat er “geen reden is om aan te nemen dat de directie van DNB informatie heeft verstrekt aan de pers. Van opzettelijk schenden van het geheimhoudingsplicht is daarom geen sprake.” Voor zover DNB en de directie informatie hebben verstrekt aan derden was dit uit noodzaak om hun wettelijke verplichting als toezichthouder te kunnen vervullen, stelt de officier van justitie.
Scheringa meent dat door dit lek zijn bank ten onder is gegaan. In de nacht van 11 op 12 oktober vroeg DNB bij de rechter de noodregeling aan. De DSB Bank was in de problemen geraakt door publiciteit over klanten die door financiële producten van de bank in de problemen waren geraakt. Daarna riep bedrijfsactivist Pieter Lakeman op televisie klanten op om hun spaargeld weg te halen bij de bank, waaraan veel klanten gehoor gaven.
De rechter wees de aanvraag voor de noodregeling echter af. Maar het nieuws dat de noodregeling was aangevraagd lekte uit, waarna een nieuwe uitstroom van spaargeld op gang kwam. DNB vroeg daarop met succes opnieuw de noodregeling aan.
Scheringa beschuldigde onder meer oud-minister Wouter Bos er van dat hij op 11 oktober hoofdredacteur Pieter Broertjes van de Volkskrant heeft geïnformeerd over de aangevraagde noodregeling.