Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

CPB-rapport komt als geroepen voor Jongerius

Crisisoverleg over het eerder gesloten pensioenakkoord, na ongunstige berekeningen van FNV Bongenoten. Gelukkig was er een CPB-rapport.

Nederland, Den Haag, 10-06-2011. Foto Wiebe Kiestra/Hollandse Hoogte Het pensioenakkoord is getekend. Wientjes, Kamp en Jongerius geven een persconferentie bij de SER.
Nederland, Den Haag, 10-06-2011. Foto Wiebe Kiestra/Hollandse Hoogte Het pensioenakkoord is getekend. Wientjes, Kamp en Jongerius geven een persconferentie bij de SER. Wiebe Kiestra/Hollandse Hoogte

De cijfers zorgden voor een schok. Bij het ministerie van Sociale Zaken, maar zo mogelijk nog meer bij de vakcentrale FNV.

Een van de aangesloten bonden, FNV Bondgenoten, kwam afgelopen week met koopkrachtcijfers voor mensen die in het nieuwe pensioenstelsel eerder willen stoppen met werken dan de 66 jaar die in 2020 als grens telt. Dat zou een 65-jarige wel eens een kwart van zijn inkomen kunnen kosten.

Met die berekening trof Bondgenoten, die de risico’s van het nieuwe pensioensysteem te groot vindt voor de werknemers, voorzitter Agnes Jongerius van de FNV-vakcentrale in het hart. Haar inzet was juist altijd geweest dat mensen ook in het nieuwe systeem op hun 65-ste kunnen stoppen met werken. En een koopkrachtdaling van 25 procent was natuurlijk niet te verkopen.

Spoedoverleg op donderdagavond was het gevolg. Minister Henk Kamp (Sociale Zaken, VVD), Jongerius en ook werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes bogen zich over de vraag of er geen andere cijfers tegenover de berekening van Bondgenoten konden worden gezet. Van het Centraal Planbureau bijvoorbeeld, dat de gevolgen van het twee weken geleden gesloten pensioenakkoord voor de verschillende generaties onderzocht. Het uitbrengen van die studie stond aanvankelijk voor volgende week gepland, maar al dan niet door de actualiteit gedreven, kwam het CPB gistermiddag al met witte rook.

„Niet realistisch” noemt het CPB de Bondgenoten-cijfers. De bond gaat uit van niet-bestaande mensen: werkenden die in 2020 op 65-jarige leeftijd willen stoppen met werken maar nooit pensioen hebben opgebouwd. Die bestaan niet, zegt het CPB. En wie in 2020 een uitkering ontvangt, blijft die gewoon tot zijn 66-ste ontvangen.

Opluchting alom. „Gelukkig is er geen sprake van inkomensverlies van 15 tot 25 procent, waar eerder in de media melding van werd gemaakt”, stelt Jongerius in een geschreven verklaring. Opvallend daarbij is dat zij niet FNV Bondgenoten als bron noemt maar „de media”.

Maar was het rekenwerk van Bondgenoten dan niet meer dan een boze droom?

Nee, constateert Jongerius zelf in haar reactie. In het eerste jaar tussen 65 en 66 jaar zit inderdaad „nog een vuiltje”. Mensen die vanaf 2020 eerder (op hun 65-ste) stoppen met werken, worden door de fiscus beschouwd als niet-werkenden. En niet als gepensioneerden. En dus moeten ze nog AOW-premie betalen en krijgen zij nog geen ouderenkorting. Dat zorgt ook voor een relatief stevige koopkrachtdaling en dat effect is niet of nauwelijks aan de onderhandelingstafel aan de orde gekomen. Volgens Jongerius kijkt Kamp nu naar de mogelijkheden om die negatieve effecten „deels” weg te werken. Vraag is hoe fors dat ‘deels’ is.

Kamp vindt eigenlijk wel dat er genoeg gedaan is om mensen die eerder willen stoppen te compenseren. Was het nieuwe akkoord er juist niet gekomen om mensen langer te laten werken?

Het CPB besteedt in zijn studie ook aandacht aan „de verdeling tussen generaties”. Met andere woorden: worden de jongeren niet de dupe van het nieuwe systeem? Het risico bestaat, maar tot duidelijke conclusies komt het Planbureau niet. Het pensioenakkoord kent nog te veel „open einden”.

Maar er zijn wel extra risico’s, stelt het CPB. Pensioenfondsen mogen in de toekomst zelf bepalen op welk beleggingsrendement zij rekenen. En dat rendement bepaalt ook hoe groot de financiële reserves moeten zijn: bij hogere verwachte rendementen volstaat een lager vermogen. Die trend kan tot risicovol beleid leiden. En als de kassen eenmaal leger raken, zijn er door de vergrijzing minder jongeren die dat kunnen aanvullen.

Net als bij de koopkracht van de 65-jarige AOW’er, kan het ook hier bij een angstige droom blijven. Als De Nederlandsche Bank als bewaker van de stabiliteit van de pensioenfondsen maar voldoende financiële reserves eist en het verwachte rendement van pensioenfondsen reëel blijft, kunnen ook jongeren vertrouwen hebben in het nieuwe akkoord. Maar zoals bij zoveel punten in het akkoord moeten volgens het CPB „nog belangrijke stappen worden gezet bij de uitwerking”.