Twee keer per week komt er een boot, de ene keer onderweg van het noorden naar het zuiden, de andere keer dezelfde boot onderweg naar het noorden. Het is de levenslijn van Puerto Eden, een dorp met 180 inwoners. Het regent er altijd en is daarmee niet alleen waarschijnlijk de natste plek op het zuidelijk halfrond, maar ook één van de meest afgelegen; het meest nabijgelegen stadje is enkele honderden kilometers verderop. Ik kom aan met de boot uit het zuiden, twee dagen en nachten varen vanaf Puerto Natales. De boot is voor passagiers, vee, goederen, auto’s en wat je verder nog kan bedenken. Het is moeilijk voor te stellen dat in deze Chileense fjorden, waar de gletsjers de zee blauw maken, een dorpje ligt.
Puerto Eden heeft geen diepe haven, dus de ankers gaan uit. Een zwerm aan kleine bootjes komt eraan varen om passagiers te brengen of te halen, ook hele huisraden komen van boord en grote vaten met stookolie voor de generators van Puerto Eden.
Ooit was dit het gebied van de Kaweskar, een zeevarend nomadenvolk dat in dit ruwe klimaat een hard bestaan leidde. Vandaag de dag zijn er nog maar negen Kaweskar in Puerto Eden, er zijn geen vrouwelijke nakomelingen meer, de rest van de inwoners zijn immigranten uit verschillende delen van Chili. De Kaweskar zijn hun middelen van bestaan kwijt, een virus heeft de zeevruchten waarop ze vissen oneetbaar gemaakt. Op een middag is er een hoop opwinding; een cruiseschip vaart de baai binnen. De Kaweskar rennen naar huis om hun zelfgemaakte replica’s van hun oorspronkelijke boten aan de toeristen te verkopen. Twee uur later is de rust wedergekeerd in Puerto Eden. De vraag is of Puerto Eden zal blijven, de Chileense regering vindt het dorp te duur om te onderhouden. Op de dag van mijn vertrek komt de boot niet, de motor is onderweg stukgegaan. Drie dagen later verschijnt het schip in de baai en kan ik mee.
Reis mee via de app of viapanam.org