De beroemde geheugendeskundige Willem Albert Wagenaar is vorige week op 69-jarige leeftijd overleden. Hij verwierf internationale bekendheid als getuige-deskundige in strafzaken zoals die tegen, de van oorlogsmisdaden verdachte, John Demjanjuk en de Eper-incestzaak. Wagenaar plaatste in die rol vaak vraagtekens bij de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.
Het overlijden van de psycholoog professor werd vandaag bekendgemaakt door de Universiteit Leiden, waar hij van 1997 tot 2001 rector magnificus was. Wagenaar was deskundige op het gebied van het menselijke geheugen. Hij promoveerde in 1972 en was vanaf 1982 hoogleraar toegepaste functieleer in Leiden. Vanaf 2004 was hij actief als universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht.
In NRC Handelsblad schrijven de rechtspsychologen Hans Crombag en Peter van Koppen dat de Nederlandse psychologie met het overlijden van Wagenaar een van zijn markantste persoonlijkheden verliest.
“In 1987 was hij de pionier die in Israël optrad als rechtspsychologische getuige-deskundige in het proces tegen Demjanjuk, die werd verdacht van oorlogsmisdaden. Het getuigde van moed om in een vijandige omgeving geduldig uit te leggen hoe problematisch de herkenningen van Demjanjuk door concentratiekampslachtoffers waren.”
In 2004 werd Wagenaar in Leiden aan de rechtenfaculteit benoemd als hoogleraar rechtspsychologie, waar hij onder meer colleges gaf over forensisch bewijs en deskundigen.
“Wagenaar was een uitzonderlijk bekwaam docent; zijn voordrachten en colleges over velerlei onderwerpen en in het bijzonder de rechtspsychologie hebben bij menigeen diepe indruk gemaakt. Steevast getooid met een – door hemzelf gemaakt – strikje fileerde hij daarin de menselijke aard, het werk van politie en openbaar ministerie en de beslissingen van rechters.” - Van Koppen en Crombag, NRC.
Wagenaar was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Hij ging in 2006 met emeritaat. Het scharnierpunt van zijn loopbaan is volgens oud-collega’s Crombag en Van Koppen de Eper incestaffaire in het begin van de jaren negentig:
“Een jonge vrouw met de naam Yolanda zou door talloze dorpsgenoten zijn misbruikt, alsmede gewelddadige abortussen en satanische rituelen hebben moeten ondergaan. In die zaak rapporteerde Wagenaar samen met vakgenoot Herman Soppe. In dat rapport legden zij uit dat alle controleerbare verklaringen van de aangeefster Yolanda niet waar konden zijn. Niettemin werden de verdachten veroordeeld, een onmiskenbare rechterlijke dwaling, volgens Wagenaar, die hij in het jaar voor zijn overlijden onder de aandacht van de magistratuur probeerde te brengen – zonder succes. De patronen van fouten die hij in grote strafzaken als de Eper incestaffaire constateerde, zag Wagenaar ook in veel kleine strafzaken. Het maakte zijn kritiek op de rechtspraak in de loop der jaren steeds heftiger.”