Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Trage, Griekse dronkenschap

Apsilies. Gezien: 20/4 Grounds, Rotterdam. Herh 21/4 Tropentheater, Amsterdam; 22/4 Zuiderpershuis, Antwerpen; 23/4 Rasa, Utrecht. ****

Het is al te gemakkelijk om te denken dat dansen een teken is van vrolijkheid. Grieken weten dat. Zij zijn de uitvinders van de rebetika, liederen waarin peilloze treurigheid zich weerspiegelt. De stijl, waarin droefenis hand in hand gaat met bravoure, kwam na de Eerste Wereldoorlog met vluchtelingen uit Turkije naar de Griekse havensteden en kwam daar tot volle wasdom.

De groep Apsilies doet de vroegste vorm van die muziek herleven met repertoire uit het interbellum. Met luit en kanun (een Oriëntaalse cither) blijft de klank dicht bij de oorsprong op het Turkse vasteland.

Blikvanger is Theodora Athanasiou die de melodieën zingt alsof het dansen zijn. Ze beweegt zich niet in een rechte lijn langs een reeks tonen, maar draait, buigt, houdt de muziek met een triller even staande, schiet dan weer vooruit. In deze elegante, minutieuze bewegingen laat ze zich leiden door de impuls van het moment.

De drie snarenspelers om haar heen voelen die spontane opwellingen haarfijn aan. Hun heldere samenspel houdt de muziek licht, in weerwil van de treurige strekking van de liederen en de slepende, onregelmatige maatsoorten. Maar wanneer kanunspeler Apostolos Tsardakas voor een instrumentaal stuk een viool ter hand neemt, ontspint zich een zware, trage dans die lijkt op een vergevorderd stadium van dronkenschap.

De muziek wankelt zuchtend en steunend vooruit, grijpt naar elk mogelijk houvast, maar blijft als door een wonder glorieus overeind.