De eerste keer dat journalist J.M. Bik in de DDR was, moest hij, ook voor het eerst, meteen voor politieknuppels op de loop.
Zaterdag 7 oktober 1989 vierde de socialistische Duitse Democratische Republiek haar veertigste en laatste verjaardag. De net in Bonn geïnstalleerde NRC Handelsblad-correspondent Bik, die gisteren op 70-jarige leeftijd na een zwaar ziekbed overleed, was erbij.
In Moskou inspireerde Michaïl Gorbatsjov met glasnost en perestrojka, in Berlin Hauptstadt der DDR regeerde Erich Honecker met Stasi en SED. De Oost-Duitse jeugd opteerde voor Gorby en gaf daarvan blijk tijdens een verboden demonstratie, die ’s middags voorzichtig gestalte kreeg op Alexanderplatz. Bik zag hoe Stasi’s in burger er fysiek op los sloegen, maar toch geen greep kregen op de geest van de jeugd.
Hij schreef er een reportage over, een genre dat niet zijn eerste liefde was, met zowel politieke en militaire als historische precisie. Over maar liefst één volle pagina. En, nog opmerkelijker voor een man die nooit met zijn voornaam in de krant stond, met een persoonlijke touch . Hij noteerde vanuit een kerk waar demonstranten hun toevlucht hadden gezocht: „Voor het altaar spreekt een middelbare man in coltrui een tekst van Poesjkin uit terwijl hij zichzelf op de gitaar begeleidt. Ik besluit in mijn collectie Hollandse vooroordelen in de subgroep-PPR een kleine correctie aan te brengen.”
Nog geen vijf weken later viel de Berlijnse Muur en hield de DDR op te bestaan. Bik was daar niet bij. Net zo min als bondskanselier Helmut Kohl die hij was gevolgd op staatsbezoek in Polen, waar de eerste stappen op weg naar democratie al voor de zomer waren gezet.
In een maand veranderde het fundament van Europa. En daarmee ook een fundament van het wereldbeeld van Bik. Tien jaar had hij zich bekommerd om het ‘dubbelbesluit’ waarmee de NAVO in 1979 de plaatsing van kruisrakketen in het Westen had gekoppeld aan die van SS-20’s in het Oosten. Massabetogingen noch collega’s, tot in de hoogste regionen van de krant, hadden hem kunnen afbrengen van de overtuiging dat plaatsing noodzakelijk was, bijvoorbeeld om de Westbindung van de Bondsrepubliek dieper te verankeren.
Los van de overtuiging was er ook de verslaggeving over het debat in Den Haag rond ‘de plaatsing’ dat op het laatst nog maar weinig van doen had met internationale politiek, maar alles met nationale coalitieverhoudingen. Dankzij zijn uitstekende contacten kende Bik alle varianten op momenten dat alleen de bedenkers er weet van hadden. Het maakte hem in die periode een zeer invloedrijk journalist op het Binnenhof. Het lag voor de hand dat hij toen of later de Anne Vondelingprijs voor politieke journalistiek zou hebben gekregen. Maar hij wilde die eer niet. Hij was, zo schreef hij de jury ooit, „geen voorstander van prijzen voor journalisten” en wilde „daarom liever geen kandidaat zijn”.
Behalve bij de politiek, de stad Den Haag en voetbalclub VUC – hij speelde er vanaf 1950, een enkele keer als stopperspil in het eerste elftal, en was van 1981 tot 1985 voorzitter – lag zijn hart bij Duitsland. Hij had er in zijn jeugd gewoond en begin jaren zestig, in Duisburg, zijn vrouw Marie-Louise ontmoet.
Joep Bik, geboren in 1940, was daarbij steeds een klassieke journalist uit een tijdperk dat al voor zijn dood werd afgesloten. Een journalist die zelf wel opvattingen heeft, maar geen dedain voor de feiten en evenmin voor de ideeën van anderen. Een journalist ook met een eigen schrijfstijl. Zoals dat hoorde bij een krant die zich erop beroemde een ‘auteurskrant’ te zijn. In een gewoon nieuwsbericht was zijn hand te herkennen, ook als zijn naam er niet bij stond. ‘Koning van de bijzin’, werd hij gekscherend door collega’s van andere kranten aan het Binnenhof genoemd. En inderdaad de flux de bouche waarover hij beschikte („Joep, mag ik nu even”, zei premier Lubbers eens tijdens een interview met Bik toen de vraag wel erg lang werd), kwam terug in zijn stukken.
Hij had niet voor het vak gestudeerd – dat kon nog niet – hij was er ingerold. Eind 1965 was Bik door de Nieuwe Rotterdamse Courant , tegen een maandsalaris van 648 gulden, aangenomen voor de sportredactie, die eigenlijk niet bestond omdat chef Jan Cottaar zijn kennis meer op de radio exploiteerde dan in de krant.
Na een korte tussenstop bij Trouw werd hij in 1968 binnenlandredacteur bij de NRC die in 1970 met het Algemeen Handelsblad fuseerde. Voor deze krant werd hij politiek verslaggever. Toen hij in Den Haag begon, begonnen ook de jaren van de ‘verbeelding aan de macht’. De jaren van het kabinet-Den Uyl. De jaren waar de tot die tijd verzuilde pers de laatste fase van haar eigen emancipatie doormaakte. Het leidde vaak tot weinig kritische afstand tot het ‘hervormingskabinet’. Maar Bik koesterde zijn soevereine distantie.
In 1985 werd hij chef van de parlementaire redactie. Zijn stijl van leidinggeven zou anno 2011 als volstrekt achterhaald worden opgevat. Bik vertrouwde zijn redacteuren, wier persoonlijke wel en wee hij bijna terloops in het oog hield. Hij delegeerde niet alleen de lasten maar ook de lusten van het werk, dat zich bij de avondkrant al gauw uitstrekte van 8 uur ’s ochtends tot middernacht. Het was vanzelfsprekend dat je elkaar níet vroeg wat je had gestemd: stemgedrag en journalistieke geestdrift voor de politiek stonden immers los van elkaar.
Dat wil niet zeggen dat hij geen politieke opvattingen of persoonlijke anti- en sympathieën had. Integendeel. Bik maakte geen geheim van zijn voorkeuren. Vriendschappelijke omgang met politici van de meeste politieke gezindten – klein links en klein rechts waren minder gezien – was niet verboden. Complimenten aan zijn adres maakten hem daarentegen beduusd en soms argwanend.
Bewondering had hij zelf wel. Voor Joop den Uyl bijvoorbeeld. Niet voor diens ideeën, wel voor de „zeer trouwe parlementariër en democraat in hart en nieren” die hij was. Bewondering ook voor premier Ruud Lubbers, die tussen 1982 en 1989 twee saneringskabinetten leidde zonder dat het bezuinigingsbeleid uitmondde in onoverbrugbare maatschappelijke tegenstellingen en polarisatie. Bik kon er met zijn verstand niet bij dat coalitiepartner VVD onder leiding van Joris Voorhoeve en financieel woordvoerder Frank de Grave in het voorjaar van 1989 aanstuurde op een breuk met het CDA wegens het ‘reiskostenforfait’. Hij kon ook niet vatten dat CDA-fractievoorzitter Bert de Vries serieus nadacht over samenwerking met de PvdA van Wim Kok.
Toen het daar najaar 1989 toch van kwam, zat Bik intussen als correspondent in de Bondsrepubliek en moest hij de snelle en gecompliceerde hereniging van Duitsland verslaan. Zijn bewondering voor het politieke vernuft van Helmut Kohl zou er enorm door groeien. Zeven jaar stond de kolossale CDU’er centraal in Biks politieke prisma.
Twee jaar voordat Kohl na zestien jaar uiteindelijk in 1988 voor het eerst electoraal zou verliezen van SPD’er Gerhard Schröder, keerde Bik terug naar Den Haag om er diplomatiek redacteur te worden. Die laatste negen jaar waren niet zijn beste periode. NRC Handelsblad veranderde. De stukken moesten korter en aandacht hebben voor, zoals hij dat noemde, een „bloot been”. Vooral het ‘politieke profiel’ van de krant leed daaronder, vond hij.
In 2005 ging hij met pensioen, maar hij bleef tot eind 2008 een tweewekelijkse bijdrage voor de opiniepagina schrijven. De afscheidsreceptie in 2005 vond uiteraard plaats in Den Haag, om de hoek bij de Tweede Kamer. Het bier hielp tegen de dorst, de jenever was koel, de sigaren en sigaretten kleurden het café blauw.
Van hun oude dag hebben Joep Bik en zijn echtgenote Marie-Louise, die twee dochters en een zoon hebben, niet lang kunnen genieten. Eind vorig jaar overleed zijn vrouw, terwijl hij zelf voor een langdurige behandeling in het ziekenhuis lag. Na 48 jaar samenzijn viel haar dood hem zwaar. Hoewel Joep Bik zich nooit opdrong, was hij geen man om alleen te zijn.