Stel, een sporter verbreekt een wereldrecord, eindelijk, terwijl niemand het nog had verwacht. Vervolgens wordt hij geïnterviewd. Grote kans dat hij dan eerst zegt: „Hier zijn geen woorden voor.” Om in de vijf minuten daarna toch te proberen woorden te vinden voor wat hij voelt.
Met rampen is het hetzelfde: ook daar wordt vaak eerst gezegd dat er geen woorden voor zijn.
Blijkbaar is er een soort middengebied van de menselijke ervaring waar woorden voor zijn. Wordt het te naar of te leuk, dan houden woorden op. Neurologisch gezien klopt dat ook wel, want onze cortex (waar de taal zit) komt aan die heftige emoties minder te pas. Wie cerebraal is aangelegd, zal proberen om emoties in woorden te vatten, waardoor ze minder oncontroleerbaar en heftig lijken. Je trekt de emoties, door ze te benoemen, de cortex in.
Er zijn ook begrippen waar best een woord voor had kunnen zijn, maar wat er gewoon niet is. Hoe heet het stukje onder je wenkbrauw maar boven je ooglid? Geen idee. Vooral als je vloeiend bent in een andere taal, weet je wat het Nederlands mist. Van een vriend die Hebreeuws kan, hoorde ik dat hij in het Nederlands de volgende uitdrukking mist: gefeliciteerd met het nieuwe. In het Hebreeuws is daar een makkelijke uitdrukking voor. Heeft iemand een nieuwe baan of een nieuw kapsel, dan zeg je ‘titchadesh’. Dat zou voor ons ook best handig zijn.
Er zijn mensen die zeggen dat als een woord in een samenleving écht nodig is, het er wel zou zijn. Toch is dat niet zo. Een bekend begrip waar geen woord voor is, terwijl dat er echt zou moeten zijn, is het volgende. Een kind zonder ouders heet een wees. Maar hoe heten ouders die een kind hebben verloren? Daar is geen woord voor – bij mijn weten ook niet in andere talen. En dat maakt het verliezen van een kind op de een of andere manier nog wreder en eenzamer dan het al is.